Maandag

Hello!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hello!

Slide 1 - Tekstslide

Today
Welcome                    5 minutes
Reading                      10 minutes
Recap grammar      30 minutes

Slide 2 - Tekstslide

klinkers
medeklinkers

Slide 3 - Sleepvraag

Klinkers
medeklinkers

Slide 4 - Sleepvraag

Gnome
A
a
B
an

Slide 5 - Quizvraag

avatar
A
a
B
an

Slide 6 - Quizvraag

Uniform
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

Aunt
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag

Ax
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

European
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

witch

Slide 11 - Open vraag

Umbrella
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

apple
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

X-ray
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

Phone
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

action hero
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

uniform

Slide 17 - Open vraag

Hour
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
Zoals je misschien al was opgevallen begint een zin in de gebiedende wijs altijd met het hele werkwoord!

Hurry up!               Close the window!
Be Quiet!                Stop fighting!

Slide 19 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen. Don't staat dan vooraan in de zin. 
Sit down! 
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 20 - Tekstslide


Zeg dat iemand de deur NIET dicht moet doen. Eindig de zin met een punt.

Slide 21 - Open vraag

Zeg dat iemand de deur dicht moet doen. Eindig de zin met een punt.

Slide 22 - Open vraag

Zeg dat iemand de straat over moet steken. Eindig de zin met een punt.

Slide 23 - Open vraag

Zeg dat iemand uit moet kijken. Eindig de zin met een uitroepteken!

Slide 24 - Open vraag

Present simple 
Signaalwoorden:

always
often
ever
sometimes
every day
never
usually
every week

Slide 25 - Tekstslide

You ___ in London.
A
live
B
lives

Slide 26 - Quizvraag

Present continuous
Signaalwoorden:

now
at the moment
look!/listen!
right now
at present

Slide 27 - Tekstslide

It never ___ in Death Valley.
A
rain
B
rains

Slide 28 - Quizvraag

Jimmy ___ to play games.
A
like
B
likes

Slide 29 - Quizvraag

Which one is correct?
A
Know he the answer?
B
Does he knows the answer?
C
Do he know the answer?
D
Does he know the answer?

Slide 30 - Quizvraag

Choose the Present Continuous.

When ___ for vacation?
A
are we leaving
B
are we leave
C
we leaving
D
we leave

Slide 31 - Quizvraag

Choose the Present Continuous.

Our teacher ___ the grammar.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining

Slide 32 - Quizvraag

Choose the Present Continuous.

Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing

Slide 33 - Quizvraag

Which one is correct?
A
My mum doesn’t buy presents for me.
B
My mum buys me no presents.
C
My mum buys me not presents
D
My mum doesn’t buys me presents.

Slide 34 - Quizvraag

Which words indicate you should use Present Continuous?
A
At the moment
B
Every Saturday
C
Now!
D
Often

Slide 35 - Quizvraag