5H Economie par. 19.4 en 19.5

Huiswerkopgave 8d

A
11,8 + 13
B
100 + 11,8 + 13
C
1,118 x 1,13
D
100 x 1,118 x 1,13
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Huiswerkopgave 8d

A
11,8 + 13
B
100 + 11,8 + 13
C
1,118 x 1,13
D
100 x 1,118 x 1,13

Slide 1 - Quizvraag

Huiswerkopgave
8a> consumenten halen aankopen naar voren, omdat deze in de toekomst duurder zullen zijn
8b> Ze voelen dat hun koopkracht lager is en besteden minder
8c> samengesteld, wegingsfactoren, groter, geld, hoeveelheid goederen en diensten
8e> 1-4-3-6

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkopgave
9a> door prijsrigiditeit door bestaande contracten kunnen ze de prijzen niet aanpassen
9b> verkoopprijzen blijven gelijk, maar vraag daalt, dus bbp daalt
9c> lagere productie, minder werknemers nodig
9d> ze kunnen de lonen niet verlagen, dus moeten ook hoge prijzen blijven vragen om de hoge loonkosten terug te verdienen
9e> Dan zouden bedrijven via een prijsverlaging proberen de afzet te verhogen

Slide 3 - Tekstslide

Monetaire Economie
Geld is nodig om uitgaven te kunnen doen:
salaris is net gestort of net een lening ontvangen

M / M1 = primaire liquiditeitenmassa
= chartale en girale geldhoeveelheid

Slide 4 - Tekstslide

Monetaire Economie
Primaire liquiditeitenmassa<-->Secundaire Liquiditeitenmassa

Secundaire Liquiditeiten zijn ''bijna geld''
Bijv. een spaardeposito met vaste looptijd

Slide 5 - Tekstslide

Monetaire Economie
M kan stijgen door:
- transformatie: bijv. omzetten spaardeposito naar betaalrekening
- kredietverlening: geldschepping, wederzijdse schuldaanvaarding
- overschot betalingsbalans

Slide 6 - Tekstslide

Vb: blz. 229
Stel liquide middelen = 14.000 en rc tegoeden = 80.000. En het minimumliquiditeits% = 15%
Hoeveel kan er nog aan extra krediet verstrekt?
A
2.000
B
13.333
C
82.000
D
93.333

Slide 7 - Quizvraag

Is de geldhoeveelheid M groter, kleiner of gelijk aan de totale bestedingen in een land in een jaar
A
kleiner
B
gelijk aan
C
groter

Slide 8 - Quizvraag

M < Totale bestedingen in een jaar vanwege 
de omloopsnelheid V

V is ongeveer 2,5 en is afhankelijk van het consumentenvertrouwen en de mate van oppotting

Slide 9 - Tekstslide

Effectieve Vraag = M x V en is het Binnenlands Product

Binnenlands Product = P x T
( P is prijspeil en T is aantal goederen )

Verkeersvergelijking van Fischer
M x V = P x T

Slide 10 - Tekstslide

Effect geldschepping bij onderbesteding
M ↑ x V = P x T ↑

Effect geldschepping bij overbesteding
M ↑ x V = P ↑ x T

Slide 11 - Tekstslide

Effect ontpotting bij onderbesteding
M x V ↑ = P x T ↑

Effect ontpotting bij overbesteding
M x V↑  = P ↑ x T

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Instrumenten ECB / DNB bij beinvloeden inflatie:
- refi rente ( rente leningen banken bij ECB, die vervolgens wordt doorberekend aan klanten )
- liquiditeitseisen
( liquiditeitseis korte termijn en solvabiliteitseis lange termijn )
- verplichte reserves
( beinvloeden uitleenmogelijkheden banken )

Slide 15 - Tekstslide

Bij een dreigende deflatie zal de ECB de refi rente
...(1) en zal de ECB de liquiditeitseisen en de verplichte reserves ...(2)
A
1> verlagen 2> verlagen
B
1> verlagen 2> verhogen
C
1> verhogen 2> verlagen
D
1> verhogen 2> verhogen

Slide 16 - Quizvraag

Hw.
Huiswerkopgave 11

Slide 17 - Tekstslide