Mijn proefles

gemiddeld
A
Ongeveer hetzelfde
B
Heel anders dan de rest.
C
Alle getallen bij elkaar optellen en delen door het aantal getallen.
D
Je bent zoals de meeste mensen om je heen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
WoordenschatBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

gemiddeld
A
Ongeveer hetzelfde
B
Heel anders dan de rest.
C
Alle getallen bij elkaar optellen en delen door het aantal getallen.
D
Je bent zoals de meeste mensen om je heen.

Slide 1 - Quizvraag

Slide 2 - Tekstslide

Importeren betekent...
A
Spullen verkopen aan een ander land en daar naartoe brengen.
B
Spullen kopen in een ander land en naar je eigen land halen.
C
Exporteren
D
Inkopen.

Slide 3 - Quizvraag

Exporteren

Slide 4 - Tekstslide

exporteren
A
spullen kopen van het buitenland
B
spullen verkopen aan het buitenland en daar brengen
C
iets aanbieden om te verkopen
D
een aantal winkels die samenwerken

Slide 5 - Quizvraag

Kritiek
A
De mogelijkheid, de keuze
B
Steeds hetzelfde
C
Het noemen van fouten van iets of iemand
D
Herkennen als verschillend

Slide 6 - Quizvraag

produceren
A
Opeten
B
Een instrument bespelen
C
Wat in een fabriek gebeurd
D
Maken

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide



Wat betekent het merendeel?
A
Het kleinste deel
B
Het mooiste deel
C
Het grootste deel
D
Het lekkerste deel

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

eventueel
A
Zo nodig
B
Alleen in het weekend
C
Nooit
D
Als je dat wilt. (Het is mogelijk)

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Een steenvrucht
A
Een vrucht die op een steen lijkt
B
Een vrucht met een harde pit in het hart
C
fruit
D
fruit van bomen die op terrassen staan.

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

richtlijn
A
een mooie strakke lijn
B
goed richten
C
een bal gooien
D
aanwijzing hoe je iets het beste kan doen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

in tegenstelling tot
A
anders
B
hetzelfde
C
net als vroeger
D
iets vergeten

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

consumenten
A
Mensen die graag avacado's eten.
B
Iemand die niet altijd nadenkt.
C
Mensen die dingen kopen of gebruiken.
D
Iemand die op een plantage werkt.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide


telen
A
kweken
B
bellen
C
planten laten groeien
D
appels plukken

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

circa
A
blut
B
ongeveer
C
datum
D
precies

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

pleiten voor
A
Heel erg je best doen om iets voor elkaar te krijgen.
B
Ergens op tegen zijn
C
Geen avocado's lusten
D
Wegrennen

Slide 25 - Quizvraag