H15 Groene Chemie par 15.1 en 15.2

Groene Chemie par. 15.1 en 15.2
15.1 Atoomeconomie
15.2 Energiebalans

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Groene Chemie par. 15.1 en 15.2
15.1 Atoomeconomie
15.2 Energiebalans

Slide 1 - Tekstslide

Atoomeconomie
Formules in BINAS 37H:
1. Atoomeconomie
2. Rendement
3. E-factor (en Q-factor)


4. Grenswaarden (en TGG; tijdsgewogen gemiddelde)

Slide 2 - Tekstslide

Atoomeconomie

Dit is een zuiver theoretische waarde! Alleen Binas nodig.



* te berekenen met de reactievergelijking en de molaire massa's
* massa% van de atomen van de beginstoffen in het product 

Slide 3 - Tekstslide

Rendement
Dit is een praktische waarde! Informatie van fabriek nodig.



Te berekenen uit de reële (=praktische)opbrengst
van een uitgevoerde reactie.

Slide 4 - Tekstslide

E-factor
Hoeveel kg afval ontstaat er per kg gewenst product?


Te berekenen met de reactievergelijking, de molaire massa's
en het rendement

  E-

Slide 5 - Tekstslide

Q-factor
is de vervuilingsfactor. 

Deze kun je niet berekenen, wel enigszins schatten. Onschadelijke stoffen hebben een lage Q (water zelfs 0) en hoe schadelijker de stof hoe hoger de Q factor. De grenswaarden uit T97A geven een indicatie van Q). 

Slide 6 - Tekstslide

Grenswaarden
Tijd gewogen gemiddelden (BINAS 97A): toegestane concentratie over 8 uur blootstelling is hoger dan over 15  minuten

Wordt gegeven in verschillende eenheden:
- mg/kg
- of in %, ‰, ppm en ppb

Slide 7 - Tekstslide

Grenswaarden
Formule voor procent is:                                   (het deel tov 100)

Als een concentratie heel laag is werken we ook met 
‰, promille  --> in de formule x 1000 (het deel tov 1000) 
ppm= parts per million -->  in de formule x 106 (het deel tov 106)
ppb= parts per billion --> in de formule x 109 (het deel tov 109)
geheeldeelx100

Slide 8 - Tekstslide

Welke reactie heeft een atoomeconomie van 100 %
A
verbranden aluminium
B
verbranden methaan
C
methanol + ethaanzuur wordt ester + water
D
hydrolyse van de olie van glycerol en oliezuur

Slide 9 - Quizvraag

Bereken de atoomeconomie voor de vorming van methylethanoaat (uit methanol en ethaanzuur)
A
20 %
B
25 %
C
80 %
D
75 %

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de atoomeconomie van:

N2+3H22NH3
A
50%
B
75%
C
100%
D
Geen idee

Slide 11 - Quizvraag



azijnzuur (CH3COOH) wordt gemaakt uit methanol en koolstofmono-oxide. Het rendement is 75%. Bereken de E-factor

CH3OH+COCH3COOH
A
0,33
B
25
C
33
D
75

Slide 12 - Quizvraag

Welke bewering is juist over rendement...
A
kan > 100 % zijn
B
heeft een waarde van 0-100 %
C
Kan negatief zijn

Slide 13 - Quizvraag

Overzicht par. 15.1
wat
gunstig
atoomeconomie
100 %
rendement
100 %
E-factor
0
Q-factor
0

Slide 14 - Tekstslide

15.2 Energiebalans
  • Reactiewarmte
  • Vormingswarmte
  • (Activeringsenergie)

Slide 15 - Tekstslide

Reactiewarmte
De "Wet van Hess":


Negatief: Exotherm
Positief: Endotherm
ΔE=EproductenEbeginstoffen

Slide 16 - Tekstslide

Vormingswarmte en reactiewarmte
  • Vormingswarmte: de energie (warmte) die vrijkomt bij het vormen van een verbinding vanuit de elementen (Binas 57A en 57B)
  • De vormingswarmte van elementen is (dus per definitie) 0.

  • Reactiewarmtes kun je uitrekenen door vormingswarmtes te combineren

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Verbrandings- en verdampingswarmte
  • Verbrandingswarmte (Binas 56) geeft de reactiewarmte van een aantal verbrandingsreacties.

  • Verdampingswarmte (Binas 59B) geeft de reactiewarmte van een verdampingsproces.
    Soms ontstaat er bij een reactie bijv. waterdamp in plaats van water.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Let op!
  • Vergeet niet het juiste teken over te nemen (+ of -).
  • Let op de fase van de stoffen, bijv. waterdamp of vloeibaar water.
  • Vergeet niet de factor 105 in slotantwoord (in de berekening mag je hem     weglaten).
  • Kijk naar de coëfficiënten in de reactievergelijking of je de reactiewarmte voor 1 mol hebt berekend of meer.
  • Gebruik haakjes bij het uitrekenen met je rekenmachine.

Slide 22 - Tekstslide

De energie die nodig is om een reactie op gang te brengen, wordt ... genoemd.
A
reactiewarmte
B
ontbrandingstemperatuur
C
Activeringsenergie

Slide 23 - Quizvraag

Bij een exotherme reactie is het teken van de reactiewarmte...
A
positief
B
negatief
C
positief of negatief
D
dat kun je zo niet zeggen

Slide 24 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de verbrandingswarmte van glucose en de reactiewarmte van de fotosynthese?
A
Het getal is hetzelfde, het teken ook
B
Het getal is hetzelfde, het teken is anders.
C
Dat hangt van de temperatuur af.
D
Daar moet je eerst aan rekenen, voor je er iets over kunt zeggen.

Slide 25 - Quizvraag

De reactiesnelheid is lager bij
A
een fijnere verdelingsgraad
B
een minder fijne verdelingsgraad
C
de verdelingsgraad is niet van invloed

Slide 26 - Quizvraag

Check..
Lees de samenvatting van par. 15.1 en 15.2 op p. 262 en 267. Beheers je de theorie?

ga dan aan de verder met de opgaven!
par 15.1: mk 3 en 5 of 6
par 15.2: mk 10 of 11, 12, 13 en 16


Slide 27 - Tekstslide