Herhaling


Vraag 2

Wat is de naam van dit tijdvak?
A
De tijd van steden en staten
B
Oudheid
C
De tijd van jagers en boeren
D
De tijd van Grieken en Romeinen
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les


Vraag 2

Wat is de naam van dit tijdvak?
A
De tijd van steden en staten
B
Oudheid
C
De tijd van jagers en boeren
D
De tijd van Grieken en Romeinen

Slide 1 - Quizvraag

Hoeveel 'zetels' heeft de Tweede Kamer?
A
75
B
150
C
125
D
200

Slide 2 - Quizvraag


Vraag 3

Wat is de naam van deze periode?
A
De tijd van steden en staten
B
Oudheid
C
De tijd van jagers en boeren
D
De tijd van Grieken en Romeinen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een polis?
A
een kerk
B
een stadstaat
C
een land
D
een tempel

Slide 4 - Quizvraag

Waar wonen de Griekse Goden?
A
op de acropolis
B
op de berg vesuvius
C
in athene
D
op de berg olympus

Slide 5 - Quizvraag

Wie is de oppergod?
A
Anubis
B
Zeus
C
Hera
D
Jupiter

Slide 6 - Quizvraag

Waren de Griekse tempels wit of juist gekleurd?
A
wit
B
gekleurd

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heten de pilaren van een Griekse tempel?
A
timpaan
B
kolommen
C
zuilen
D
palen

Slide 8 - Quizvraag

Griekenland bestond uit allemaal verschillende stadstaatjes. Wat hadden al die stadstaatjes gemeen? (Wat was overal hetzelfde?)

Het juiste antwoord kun je vinden in het Powercollege.
A
goden, handel en cultuur
B
cultuur, taal en goden
C
cultuur, handel en taal
D
cultuur en handel

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk deze afbeelding goed.

Slide 10 - Tekstslide

Wat valt je op aan de afbeelding.
Noem drie dingen.

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de 3 lagen van de overheid?

Slide 12 - Open vraag

Onze school hoort bij de ....
A
collectieve sector
B
particuliere sector

Slide 13 - Quizvraag

Een supermarkt hoort bij de...
A
collectieve sector
B
particuliere sector

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de onderstaande begrippen is geen overheidslaag?
A
Rijksoverheid
B
Provincie
C
Ambtenaren
D
Gemeente

Slide 15 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de gemeente?
A
Riolering
B
Recreatiegebieden
C
Sportparken
D
Ouderenzorg

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij de infrastructuur?
A
Havens
B
Speeltuinen
C
Vliegvelden
D
Elektriciteitsnetwerk

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de Rijksoverheid?
A
Leger
B
Dijken
C
Snelwegen
D
Jeugdzorg

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je een land met een koning?
A
democratie
B
dictatuur
C
monarchie
D
republiek

Slide 19 - Quizvraag

Verschillen met de Nederlandse democratie
  • Alle mannen en vrouwen >18 jaar

  • Indirecte democratie

  • Eerste en Tweede Kamer (binnen)

  • Verkiezingen (meestal om de 4 jaar)

  • Betaalde baan

Slide 20 - Tekstslide



Directe democratie
rechtstreekse democratie

Wij beslissen zelf over elke wet die gemaakt wordt.


Indirecte democratie
gerepresenteerde democratie

Wij stemmen op volksvertegenwoordigers die namens ons de wetten maken.

Slide 21 - Tekstslide

Wat betekent democratie?

Slide 22 - Open vraag

Athene had een indirecte democratie
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Hoe oud moet je in Nederland zijn om te mogen stemmen?
A
16 jaar
B
21 jaar
C
18 jaar
D
25 jaar

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een directe en een indirecte democratie? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

Zet de juiste omschrijving in het juiste vakje.
indirecte democratie

directe democratie
Alle mannen en vrouwen ouder dan 18 jaar mogen stemmen
Wij kiezen mensen die voor ons besluiten maken
(volksvertegenwoordigers)
Alle mannen in het land maken samen zelf alle wetten

Verkiezingen (meestal om de 4 jaar)
Alleen mannen met burgerrecht mogen meebeslissen

Slide 26 - Sleepvraag