CAMPUS 3 DEEL 4 LES 24 betekenissen (DO)

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'BLOED'.
1 / 34
volgende
Slide 1: Open vraag
PAVSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'BLOED'.

Slide 1 - Open vraag

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'EXAMEN'.

Slide 2 - Open vraag

Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'AAP'.

Slide 3 - Open vraag

Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap.
WOLK ... ... ... ZWEMMEN

Slide 4 - Open vraag

Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap.
KACHEL ... ... ... DOKTER

Slide 5 - Open vraag

Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap.
FRIETJES ... ... ... SHAMPOO

Slide 6 - Open vraag

Welk woord verbindt deze begrippen met elkaar?
boom, brief, tafel

Slide 7 - Open vraag

Welk woord verbindt deze begrippen met elkaar?
hond, druk, lichaam

Slide 8 - Open vraag

Welk woord verbindt deze begrippen met elkaar?
klep, midden, liefde

Slide 9 - Open vraag

Lees het artikel op p 329 - 330 en beantwoord de vragen.

Slide 10 - Tekstslide

Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
hyponiemen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Bedenk een hyperoniem voor je favoriete sport.

Slide 13 - Open vraag

Wanneer is het nuttig om enkele synoniemen van woorden te kennen?

Slide 14 - Open vraag

SYNONIEM: LANGZAAM
A
TRAAG
B
SNEL
C
GAUW
D
RAP

Slide 15 - Quizvraag

SYNONIEM: VUIL
A
REIN
B
SCHOON
C
VIES
D
PROPER

Slide 16 - Quizvraag

Een synoniem is :
A
een woord met een tegengestelde betekenis
B
Een woord dat qua betekenisinhoud hetzelfde betekent als een ander woord.
C
Een woord dat hetzelfde geschreven wordt als een ander woord, maar niet dezelfde betekenis heeft.
D
een woord dat bestaat uit een grondwoord en één of meer voor- of achtervoegsels heeft

Slide 17 - Quizvraag

het synoniem van portemonnee is:
A
tasje
B
geldbeugel
C
zakje
D
pakje

Slide 18 - Quizvraag

SYNONIEM: KWAAD
A
BLIJ
B
VROLIJK
C
GEMEEN
D
BOOS

Slide 19 - Quizvraag

het antoniem van aanmoedigen is:
A
stimuleren
B
ontmoedigen
C
demotiveren
D
bevorderen

Slide 20 - Quizvraag

ANTONIEM: JONG
A
PRIL
B
JEUGDIG
C
OUD
D
KLEIN

Slide 21 - Quizvraag

ANTONIEM: LEEG
A
VOL
B
VERLATEN
C
BEZET
D
ONBEZET

Slide 22 - Quizvraag

ANTONIEM: MOOI
A
PRACHTIG
B
LELIJK
C
AANTREKKELIJK
D
KNAP

Slide 23 - Quizvraag

ANTONIEM: VAAK
A
NOOIT
B
MEESTAL
C
FREQUENT
D
DIKWIJLS

Slide 24 - Quizvraag

Wanneer twee woorden dezelfde betekenis hebben, spreken we van...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer een woord de betekenis van een ander woord helemaal omvat, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer een woord een onderliggend begrip is ten opzichte van een ander woord, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer een woord een tegengestelde betekenis heeft, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen

Slide 28 - Quizvraag

Kledij is een ... van broek.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 29 - Quizvraag

'Tomaat' is een ... van 'groenten'.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 30 - Quizvraag

'Sneaker' is een ... van 'schoen'.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 31 - Quizvraag

'Gebouw' is een ... van 'kasteel'.
A
hyperoniem
B
hyponiem

Slide 32 - Quizvraag

Maak oefening 3 op p 332.

Slide 33 - Tekstslide

Lees de tekst op p 333 en beantwoord de vragen.

Slide 34 - Tekstslide