unité 4 - bijwoord

Grammatica deel 2
het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica deel 2
het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
(leg kort uit in het Nederlands)

Slide 2 - Open vraag

bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord krijgt het bijvoeglijk naamwoord een
Bij een zelfstandig naamwoord in het meervoud krijgt het bijv. nw
Bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat meervoud is, krijgt het bijv. nw
E
S
ES

Slide 3 - Sleepvraag

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:
une _______ maison (groot)
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 4 - Quizvraag

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:
un _________ garçon (klein)
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 5 - Quizvraag

Vul het juiste bijvoeglijke naamwoord in:
des _______ tantes (leuke)
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 6 - Quizvraag

Bijzondere vormen
- als een bijv. nw. al eindigt op een e          komt er niet nog een e achter (denk aan jeune, moderne, immense)
- Als een bijv. vw. eindigt op een s of x              komt er niet nog een s achter (denk aan français, heureux, vieux)

Slide 7 - Tekstslide

Nog meer bijzondere vormen
- woorden die op een x eindigen, krijgen in de vrouwelijke vorm se (heureux           heureuse)
- woorden die op een f eindigen, krijgen in de vrouwelijke vorm ve (sportif           sportive)  

 

Slide 8 - Tekstslide

Het bijwoord
Het bijwoord zegt iets over alle andere woorden (dus geen zelfstandig naamwoord)

- werkwoord (meestal) 
- bijvoeglijk naamwoord
- ander bijwoord
- een hele zin

Slide 9 - Tekstslide

Het bijwoord maken
je zet -ment achter het bijvoeglijke naamwoord
c'est un animal rare (het is een zeldzaam dier) 
bijwoord = rarement

Eindigt het bijvoeglijknaamwoord niet op een klinker, dan zet je ment achter de vrouwelijke vorm 
heureux > heureuse > heureusement

Slide 10 - Tekstslide

Maak het bijwoord van
vrai
A
vraiement
B
vraiment

Slide 11 - Quizvraag

Maak het bijwoord van
seul
A
seulment
B
seulsment
C
seulement
D
seulesment

Slide 12 - Quizvraag

Maak het bijwoord van
autre

Slide 13 - Open vraag

Maak het bijwoord van
facile

Slide 14 - Open vraag

Maak het bijwoord van
normal

Slide 15 - Open vraag

Maak het bijwoord van
créatif

Slide 16 - Open vraag

Onregelmatige vorm 
goed = bien
slecht = mal
beter = mieux
snel = vite 
lang (tijd) = longtemps

Dit moet je uit het hoofd leren.

Slide 17 - Tekstslide