T2 B6 Voeding en vertering bij zoogdieren

Thema 2 Voeding en vertering
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerroute 2Leerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Pak je boek 

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent conserveren?


Slide 3 - Open vraag

Welke klachten kunnen je krijgen na een voedselvergiftiging?

Slide 4 - Open vraag

Waarom blijft de jam langer houdbaar?

Slide 5 - Open vraag

Waarom blijft de koffie langer houdbaar?
.

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn additieven?

Slide 7 - Open vraag

Basisstof 6 Voeding en vertering bij zoogdieren

Slide 8 - Tekstslide

Lees blz 133 en 134 
Schrijf de kernwoorden op.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt bij zoogdieren het verband aangeven tussen de voedselkeuze, de lengte van het darmkanaal en de kenmerken van het gebit.

Mensen zijn alleseters: zij eten planten én dieren. Veel andere zoogdieren eten alleen planten of alleen dieren. Het gebit van zoogdieren is aangepast aan de voedselkeuze.

Slide 10 - Tekstslide

Planteneters, vleeseters en alleseters
Indeling:
  • Herbivoren (planteneters):
   rups, konijn, nijlpaard
  • Carnivoren (vleeseters): poes, hond en wolf
  • Omnivoren (alleseters):
    mens en varken



Slide 11 - Tekstslide

Planteneters (herbivoren)
Kenmerken:
  • speciaal gebit: plooikiezen
  • speciale verteringsorganen (zoals meer magen)
  • een lang darmkanaal
  • lange doorlopende buiklijn
Feitje: 
Een koe heeft een darmkanaal van ca. 35 m.


Slide 12 - Tekstslide

Plantaardig voedsel
  • Voedsel eerst goed malen, daarna pas vertering

  • Planteneters malen met hun kaken

  • Cellulose in plantaardig voedsel verteert moeilijk. (Cellulose zit in celwanden)

  • Extra hulp van bacteriën in dikke darm

 
            zuurstof meer



Slide 13 - Tekstslide

Vleeseters (carnivoren)
Kenmerken
  • dierlijk voedsel is makkelijk te verteren
  • grote hoektanden (prooi doden)+knipkiezen
  • kaken bewegen als een schaar, daarmee scheurt het voedsel makkelijk af
  • kort darmkanaal (vlees verteert beter                           en sneller dan planten)
  • slank doorlopende buiklijn






Slide 14 - Tekstslide

Alleseters (omnivoren)
Kenmerken:
  • vaak hoektanden aanwezig (meestal niet om de prooi te doden)
  • knobbelkiezen (meer soorten voedsel bewerken)

  • het voedsel wordt geplet (kaken gaan niet heen en weer)
  • gemiddelde lengte van de darmen

Slide 15 - Tekstslide

Mensen (omnivoren) 
  • mensen zijn omnivoren
  • met knobbelkiezen wordt voedsel fijngemaakt
  • speciale voorbereidingen bij het eten:

  •      - snijden met een mes het voedsel
  •      - kort bewerken door braden of koken / stomen

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
  • Lees B6 goed door
  •  Maak opdr. 1 t/m 5
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Practicum 8: Het gebit van een dier
Blz 173.
  • Teken een natuurgetrouwe tekening van de tanden en kiezen in de rechterkaakhelft.
  • Geef de gebitselementen aan: hoektand-knipkies-knobbelkies-plooikies-snijtand
  • Noteer onder de tekening van welke diersoort de schedel afkomstig is.

Slide 19 - Tekstslide

SUCCES

Slide 20 - Tekstslide