Schildklieraandoeningen

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Assisterende gezondheidszorgMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Schildklieraandoeningen
Leerdoelen; na deze les:
  • Kun je de anatomie van de schildklier plaatsen
  • Kun je de regulatie van hormonen uitleggen
  • Kun je de werking van de schildklier uitleggen
  • Kun je onderscheid maken in hypo- en hyperthyreoïdie
  • Kun je uitleggen wat de ziekte van Graves is

Slide 2 - Tekstslide

Tongbeen
Luchtpijp
Strottenhoofd
Schildklier
Strotklepje

Slide 3 - Sleepvraag

Hoeveel weegt de schildklier?
A
0-10 gram
B
10-20 gram
C
50-100 gram
D
100-500 gram

Slide 4 - Quizvraag

Welke hormonen maakt de schildklier?
A
T1 en T2
B
Amylase en Lipase
C
T3 en T4
D
De schildklier maakt zelf geen hormonen

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Als je schildklier goed werkt is je temperatuurregulatie ook op orde. Bij kou blijf je dan dus warm en bij warmte transpireer je
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Hormonen
Parathormoon/paratyreoïdhormoon:
  • Samen met vit D en calcitonine regelt dit calciumconcentratie in het bloed
  • Door direct effect op de botten en nieren en indirect effect op de darm zorgt PTH voor stijging calciumspiegel (o.i.v. vit D).

Slide 8 - Tekstslide

Feedbackmechanisme
Hypothalamus + hypofyse registreren voortdurend of meer of minder schildklierhormoon nodig is

Slide 9 - Tekstslide

Werking schildklier
Aanmaak Thyroxine (T4)
Aanmaak Tri-Jodothyronine (T3)

Jodium is nodig om deze twee aan te maken!

Slide 10 - Tekstslide

Werking schildklier (2)
Jodium:
  • Noodzakelijk onderdeel van voeding;
  • Inname door jodiumhoudend zout in o.a. brood, maar ook in vis en eieren.

Slide 11 - Tekstslide

Je schildklier is het enige orgaan in je lichaam dat jodium opneemt en uit het bloed zeeft.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Tyrosine
Tyrosine is een relatief groot aminozuur
  • Opname ook uit zout, vis of eieren.
  • Tyrosine maakt samen met jodium twee stoffen:
  • Monojodotyrosine (MIT) en dijodotyrosine (DIT)
  • Naar behoefte wordt koppeling gemaakt tot T3 en T4 in lever, spieren en hersenen.
  • Dit proces heeft deiodionase, en vindt in lever en spieren continue plaats, op basis van peroxidase-enzym (TPO)

Slide 13 - Tekstslide

Opslag schildklierhormoon
Follikels:
  • Het gevormde schildklierhormoon wordt opgeslagen in follikels of blaasjes van de schildklier.
  • Van daaruit uitscheiding naar bloed, door deze opslag heb je dus een voorraad!

Slide 14 - Tekstslide

Stofwisseling
Schildklier speelt een grote rol in stofwisseling; de schildklier zorgt dus voor energievoorziening!

Slide 15 - Tekstslide

Wat is stofwisseling precies?

Slide 16 - Open vraag

Wat zijn risicofactoren voor schildklieraandoeningen?

Slide 17 - Woordweb

Er is een aantal risicofactoren die de kans vergroten op een schildklierziekte.

  • Vrouwen (hebben een grote kans op het krijgen van een schildklieraandoeningen dan mannen)
  • Het zelf hebben van een (andere) auto-immuun aandoening
  • Het vóórkomen van auto-immuun aandoeningen in de familie
  • Overmatig gebruik van soja-producten (vooral voedingssupplementen op basis van soja-eiwit)
  • Overmatig gebruik van jodium/kelp houdende voedingssupplementen
  • Gebruik van schildklierhormonen zonder schildklieraandoening, bijvoorbeeld in sportsupplement, afvalmiddelen, etc.
  • Gebruik van bepaalde medicijnen (o.a. lithium, amiodarone, interferon)
  • Radioactieve behandeling
  • Bestraling in het hoofdhalsgebied
  • (Te veel) stress
  • Roken of vroeger gerookt hebben
  • Allergie of overgevoeligheid (ontwikkeld)
  • Bloedarmoede, Vitamine B12-tekort (pernicieuze anemie) of Vitamine D-tekort

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn algemene symptomen van een schildklierprobleem?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Wat is essentieel bij het vaststellen van een schildklierprobleem?
A
Dat iemand een schildklier heeft
B
Dat er een röntgenfoto gemaakt wordt
C
Dat er bloedonderzoek gedaan wordt
D
Dat er sprake is van een schommelend gewicht

Slide 21 - Quizvraag

Waarom bloedonderzoek?
Onderzoek op TSH:
  • Indien waarde normaal is schildklier niet de oorzaak:
  • Te laag of te hoog; extra tests:
  • Vrij FT4; dit hormoon wordt geproduceerd voor weefsels en organen.
  • Te hoog? --> Te snelle werking -->
  • Te laag? --> Te langzame werking -->

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn de symptomen van een hypothyreoïdie?

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat kunnen oorzaken zijn van een hypothyreoïdie?

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Tekstslide

Onderzoek
Diagnose vaak pas laat door geleidelijk ontstaan klachten:
  • Palpatie halsgebied
  • Bloedonderzoek
  • Verlaagd T3/T4

Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn symptomen van hyperthyreoïdie?

Slide 29 - Woordweb

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Hormonen en medicatie
Voor zowel hyperthyreoïdie als voor hypothyreoïdie hetzelfde medicijn:
  • Levothyroxine (=schildklierhormoon).
  • Bij hyperthyreoïdie wordt levothyroxine samen met een TSH remmer gegeven zodat de spiegel beter in de hand te houden is.
  • Bij een hypothyreoïdie vult levothyroxine het tekort aan het hormoon aan.
  • Levothyroxine moet altijd nuchter ingenomen worden omdat het hormoon slecht wordt opgenomen als er voedsel in de maag zit. Op dezelfde tijden innemen om spiegel te handhaven (= nodig voor dosering).

Slide 33 - Tekstslide

Ziekte v Graves
Bij deze ziekte wordt schildklier bovenmatig gestimuleerd door abnormaal anti-lichaam;
  • TSH kan hierdoor niet in het bloed worden aangetoond.
  • Productie is abnormaal hoog evenals aanwezigheid hiervan in het bloed
  • Exopthalmus en opthalmoplegie en geïrriteerde ogen zijn het gevolg.

Slide 34 - Tekstslide

Ziekte van Graves:

Teveel schildklierhormoon

(hyperthyreoïdie) 



Slide 35 - Tekstslide

Ziekte v Graves
Oogkas kegelvormige ruimte omgeven door bot behalve aan voorzijde.
  • Bepaalde witte bloedcellen stimuleren bindweefselcellen (fibroblasten) tot productie van groot suikermolecuul. Dat trekt vocht aan naar de oogkas waardoor weefsels zwellen.
  • Tevens ontstaat er meer vetweefsel en littekenweefsel.
  • Door uitzetting en littekenweefsel puilen ogen uit en zwellen oogleden.
  • Leidt tot niet goed kunnen sluiten ogen, niet goed bewegen van de oogspieren en ontstaat dubbelzien.
  • Soms is druk oogzenuw zo hoog dat het zien verstoord raakt
  • Kan ook ontstaan bij normale schildklierfunctie!


Slide 36 - Tekstslide

De schildklier zwelt op.  
De ogen puilen uit.

Slide 37 - Tekstslide

Behandeling Graves
Drie soorten:
  • Vloeibare vorm radioactief jodium (zorgt voor vertraging werking productie hormoon)
  • Geneesmiddel in tabletvorm (gericht of afremmen afgifte hormoon)
  • Operatief (verwijderen van een deel van de schildklier)
  • Welke vorm wordt gekozen adhv lichamelijke toestand en ernst van de hyperthyreoïdie.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide