§5 Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • Kan ik het lijdend voorwerp in een zin vinden

Slide 2 - Tekstslide

Filmpje NN

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen

  • Alle zinnen bevatten een persoonsvorm, een (werkwoordelijk) gezegde en een onderwerp.

  • Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'. 
  • Je vint het LV door de volgende vraag te stellen:
Wat/wie + PV + OW + andere werkwoorden?
Het antwoord op die vraag is het LV.

  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
  • Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Dominic geeft een mooi cadeau aan Frédériqé. 

De handeling is geven. Er wordt dus iets gegeven, namelijk een mooi cadeau. Dat mooie cadeau is dus het voorwerp (iets) dat de handeling ondergaat; dat pakje wordt weggegven.

PV = geeft
OW = Dominic (Wie geeft?)
WG = geeft (enige werkwoord)
LV = Wie/wat geeft Dominic? een mooi cadeau

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Onderstreep de persoonsvorm.

  2. Verdeel de zin in zinsdelen.

  3. Selecteer het onderwerp (o), het gezegde (wg) en het lijdend voorwerp (lv)
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 6 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wg

Slide 7 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wg

Slide 8 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wg

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Een zinsdeel met een voorzetsel kan geen lijdend voorwerp zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 11 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 12 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij heeft haar fiets uit de schuur gepakt.

Slide 13 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Slide 14 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 15 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 16 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De leerlingen van klas 1MHD hebben van meneer De Vries een groot compliment gekregen.
(kopieer de zin, ze een / tussen de zinsdeelstrepen en benoem daaronder de pv, het wg, het ow en het lv)

Slide 17 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De musea medewerkers kregen een mooi kerstpakket van de baas.

Slide 18 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De kinderen hebben hun tekening aan de juf van groep 4 getoond.

Slide 19 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De oude mensen zouden een hoop lawaai in het bejaardentehuis hebben gemaakt.

Slide 20 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
Ik heb mijn vrouw beloofd het huis op te ruimen.

Slide 21 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De aanvoerder van het voetbalteam moet zijn vaantje geven aan de aanvoerder van de tegenstander.

Slide 22 - Open vraag