Leesvaardigheid week 12

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Noteer van tekst 4 (blz. 88-89) de signaalwoorden (met bijbehorende verbanden) van alinea 2, 3 en 4.

Welk verband bestaat er tussen 5, 6 en 7 en aan welke woorden zie je dat?

Bekijk tekst 2 (blz. 123) aan welk signaalwoord in alinea 2 zie je dat het om een oorzaak-gevolgverband gaat?

Bekijk tekst 2 (blz. 123) Wat is de oorzaak die je ziet in alinea 2?

Bekijk tekst 2 (blz. 123) aan welke signaalwoorden herken je het chronologisch verband in alinea 2&3.

Lees tekst 2 op blz. 123. In alinea 6 en 7 staat een voorwaarde. Aan welke signaalwoorden zie je dat?

Lees tekst 2 op blz. 123. Wat is de voorwaarde die in alinea 6 staat?

Bij welk verband hoort het signaalwoord daarna

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. oorzaak-gevolg verband

Bij welk verband hoort het signaalwoord mits

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. oorzaak-gevolg verband

Bij welk verband hoort het signaalwoord doordat

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. oorzaak-gevolg verband

Bij welk verband hoort het signaalwoord vervolgens

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. oorzaak-gevolg verband

Bij welk verband hoort het signaalwoord maar

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. oorzaak-gevolg verband

Bij welk verband hoort het signaalwoord waardoor

1. chronologisch verband
2. tegenstellend verband
3. voorwaardelijk verband
4. oorzaak-gevolg verband

Lees tekst 3 (blz. 125) welk signaalwoord voor een oorzaak-gevolgverband zie je in alinea 4?

Lees tekst 3 (blz. 125) welk gevolg staat er in alinea 4?

Lees tekst 3 (blz. 125) welke oorzaak staat er in alinea 4?

Lees tekst 3 (blz. 125) welk verband bestaat er tussen alinea 4 en 5?

1. opsommend verband
2. oorzaak-gevolg
3. samenvattend
4. voorbeeld