Beleggen

Beleggen
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Beleggen

Slide 1 - Woordweb


Waarom beleggen mensen?

Slide 2 - Open vraag

Met beleggen kan je geld verliezen.
Het is inderdaad mogelijk om geld te verliezen met een belegging.

Beleggen is vaak risicovol.
A
Ja.
B
Nee.

Slide 3 - Quizvraag

Ten opzichte van sparen geldt bij beleggen ...
A
meestal hoger rendement + meer risico
B
hetzelfde rendement + meer risico
C
meestal hoger rendement + minder risico
D
hetzelfde rendement + minder risico

Slide 4 - Quizvraag

Welk beleggersprofiel heb jij, denk je?
Je geld beschermen is het belangrijkste, zélfs als dit ten koste gaat van rendement.
Jij bent bereid een beperkt risico te nemen voor meer rendement.
Rendement en risicobeperking zijn allebei belangrijk. Jij neemt berekende risico’s.
Jij wilt een zo hoog mogelijk rendement. Daarom accepteer je de risico’s die daar bij komen kijken.

Slide 5 - Poll

Aandeel

Vastgoed

Goud

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Video

Lenen

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijke lening
Hypothecaire lening 
Wagenlening

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Link

2.2 Lenen
Soms willen mensen iets heel duurs kopen, zoals bijvoorbeeld een huis. Voor
veel mensen duurt het heel lang om hiervoor genoeg geld te sparen. In dat
geval kunnen ze ook geld lenen. Dat kan bij familie of vrienden, maar ook bij de bank. De bank doet dit niet gratis: ze rekent kosten en intresten aan voor die lening. 

De intrest is de vergoeding die je aan de bank betaalt in ruil voor het ter beschikking stellen van een krediet. Bovenop de som geld die je krijgt van de bank, betaal je dus nog extra geld terug. 

Niet iedereen kan zomaar een lening afsluiten: je moet minstens 18 jaar oud zijn. De bank controleert of je niet al andere leningen hebt afgesloten. Ze wil er namelijk zeker van zijn dat je de nieuwe lening ook kunt terugbetalen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

2.2 Lenen
Checklist verantwoord lenen:
  • Denk na over een lening: heb je die wel echt nodig? Of heb je nog spaargeld dat je kan gebruiken? Misschien kan die grote aankoop ook wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
  • Weet wat je aankunt: als je nu geen geld hebt om te sparen, heb je misschien ook geen geld om je krediet af te betalen. En wat zijn je toekomstplannen? Kan je volgend jaar het krediet én de intrest en andere kosten wel terugbetalen? Ook als je even wat minder inkomsten hebt.
  • Betaal eerst je oude kredieten af: vermijd nieuwe kredieten af te sluiten om oude kredieten af te betalen. Pas op dat je geen schuldenput maakt waar je niet meer uit raakt.

Slide 13 - Tekstslide

2.2 Lenen
  • Informeer grondig naar de voorwaarden: let op de intrest die je moet betalen en op de bijkomende kosten. Zorg ook dat je weet wat er gebeurt als je het krediet niet op tijd terugbetaalt. Vergelijk de verschillende aanbiedingen.
  • Beslis niet te snel en denk nog even na voor je iets tekent: als je getekend hebt, heb je nog veertien dagen de tijd om het consumentenkrediet per aangetekende brief op te zeggen.
  • Leen niet langer dan nodig: Wil je bijvoorbeeld een auto kopen, kijk dan hoe lang de auto meegaat. Zorg dat je de looptijd van je krediet niet langer is dan de verwachte levensduur van je auto.

Slide 14 - Tekstslide

Waarvoor lenen Belgen het vaakst denk je? Maak een top drie.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

3. Budgetteren
Je geld beheren, kan je leren. Om te weten wat je kan kopen, moet je eerst zien hoeveel geld je hebt...

Slide 17 - Tekstslide

3. Budgetteren
Budgetteren is een overzicht maken van (toekomstige) inkomsten en uitgaven. Het is van groot belang om inzicht te krijgen in je inkomsten, maar vooral ook in je uitgaven. Pas wanneer je een zicht hebt op je inkomsten en uitgaven weet je of je de zaken die je wilt kopen, ook kan betalen. Wie voor 35 euro koopt en maar 15 euro heeft, vraagt om grote problemen.
Het is verstandig om een week-, maand- en/of jaarbudget te maken waarin alle mogelijke inkomsten verzameld worden.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wanneer je een budgetplan opstelt is het belangrijk dat je ook de niet- maandelijkse facturen in het oog houdt. Geef een voorbeeld van een niet- maandelijkse factuur.

Slide 20 - Open vraag

Je kan op verschillende manieren jouw facturen betalen. Geef een voorbeeld.

Slide 21 - Open vraag