Spelling Groep 6 Staal Blok 7

Geef een voorbeeld van een telwoord (noteer in letters)
1 / 13
volgende
Slide 1: Open vraag
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Geef een voorbeeld van een telwoord (noteer in letters)

Slide 1 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
De recensent schreef over het uitverkochte optreden.
A
De recensent
B
schreef
C
over
D
optreden

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
De recensent schreef over het uitverkochte optreden.
A
De recensent
B
schreef
C
over
D
het

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
De recensent schreef over het uitverkochte optreden.
A
De recensent
B
schreef
C
over
D
optreden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het lidwoord in de volgende zin:
De recensent schreef over het uitverkochte optreden.
A
De recensent
B
schreef
C
over
D
het

Slide 6 - Quizvraag

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord 'schrijven'.

Slide 7 - Open vraag

Vul het hulpwerkwoord in:
Afgelopen weekend ..... ik een heerlijke fietstocht gemaakt.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de zin:
Afgelopen weekend heb ik een heerlijke fietstocht gemaakt.
A
weekend
B
heb
C
fietstocht
D
gemaakt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin:
Afgelopen weekend heb ik een heerlijke fietstocht gemaakt.
A
heerlijke
B
heb
C
fietstocht
D
gemaakt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin:
Afgelopen weekend heb ik een heerlijke fietstocht gemaakt.
A
heerlijke
B
heb
C
fietstocht
D
gemaakt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in de volgende zin:
Morgen gaan we op schoolreis en moet je sokken meenemen, omdat dat verplicht is bij 'Kabonk'.
A
morgen
B
gaan
C
omdat
D
bij

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
Morgen gaan we op schoolreis en moet je sokken meenemen, omdat dat verplicht is bij 'Kabonk'.
A
morgen
B
gaan
C
omdat
D
bij

Slide 13 - Quizvraag