Poëzie 2 vwo

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vrijdag 20 januari
Je gaat kennismaken met gedichten, rijmschema's, beeldspraak en een heleboel meer. 

Slide 2 - Tekstslide

Poëzie
Wat leer je allemaal?
- soorten rijm 
- enjambement 
- assonantie en alliteratie 
- metafoor 
- personificatie
- visuele poëzie

Slide 3 - Tekstslide

Wat is poëzie?

Slide 4 - Woordweb

Kenmerken poëzie? 
Poëzie is een taalspel en draait (vaak) om emotie.

Een gedicht kan verschillende betekenissen hebben.
Die betekenissen zie je vaak pas na een paar keer lezen. Of na elke keer lezen zie je weer een andere betekenis.

Dat komt door de manier van schrijven: veel wit, korte zinnetjes (zgn. verzen), woorden met verschillende betekenissen, beeldspraak, illustraties. 

NOTEER IN JE SCHRIFT ALLE KENMERKEN VAN POËZIE

Slide 5 - Tekstslide

En dit dan?

Slide 6 - Tekstslide

Visuele poëzie 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

 Ook dit is poëzie -  Stiftgedicht

Slide 9 - Tekstslide

Stapelgedicht

Slide 10 - Tekstslide

Whatsapp-gedicht 

Slide 11 - Tekstslide

Instapoëzie

Slide 12 - Tekstslide

Is er een type gedicht waarvan je niet wist dat het bestond? Welke?

Slide 13 - Open vraag

Een gedichtje...
O, was ik maar mijn kat
Nooit regende ik nat
Nooit liep ik door een regenplas
O als ik mijn kat toch was
Dan bleef ik lekker binnen
Tevreden liggen spinnen
O was ik maar mijn kat
Dan werd ik echt nooit nat

Slide 14 - Tekstslide

Wat vind je van dit gedicht?

Slide 15 - Open vraag

Soorten rijm
Eindrijm– klankovereenkomst aan het eind van de regel

Mannelijk: huis – muis; gaat – staat                                                              (1 lettergreep)
Vrouwelijk : boeken - doeken; varen - waren                                            (2 lettergrepen)
Onzijdig of glijdend:  schateren - klateren; hinderen - kinderen     (3 lettergrepen)

Rijmschema's:
Gepaard rijm: AABB
Gekruist rijm: ABAB
Omarmend rijm: ABBA
Gebroken rijm: ABCB





Slide 16 - Tekstslide

Gekruist rijm (abab)
Laatst vroeg ik aan een hommel:
‘Waar gaat gij heen met spoed?'
Ze zei: ‘Ik ga naar Zaltbommel,'
ik dacht: wat rijmt dat goed.

toen riep een tweede hommel:
En ik moet naar het Gooi!'
Ik dacht: wel-voor-de-drommel
ook dát rijmt wederom mooi.

Slide 17 - Tekstslide

Gepaard rijm (aabb)
Sinterklaas kapoentje
Gooi wat in mijn schoentje
Gooi wat in mijn laarsje
Dank u Sinterklaasje

Slide 18 - Tekstslide

Omarmend rijm (abba)
Natuur is voor tevredenen of legen. 
En dan: wat is natuur nog in dit land? 
Een stukje bos, ter grootte van een krant, 
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen, 
De’ in kaden vastgeklonken waterkant, 
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand 
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Slide 19 - Tekstslide

Zelf aan de slag...
Probeer alleen of met z'n tweeën een gedicht te maken met een rijmschema.
Onderwerp: school
Associeer zoveel mogelijk woorden met school (woordweb)
Denk na over een situatie die je kunt beschrijven
Denk na over mogelijke rijmwoorden
Probeer zinnen te vormen met die rijmwoorden
Maak het gedicht

Slide 20 - Tekstslide

Bloemlezing gedichten

Slide 21 - Tekstslide

Enjambement
Ze had een vaart genomen en was af-
gesprongen van de rotsen...
--
Bijna nooit zie je een vogel in de lucht
zich bedenken, zwenken, terug. 
--
De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien. (Multatuli)

Slide 22 - Tekstslide

Assonantie & alliteratie
Beklemtoonde klinkers of medeklinkers
Doel: meer samenhang, meer nadruk op leggen

Assonantie = klinkerrijm
Alliteratie = woorden die beginnen met dezelfde medeklinker

Herken je het in het volgende gedicht Schimmenspel ?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is ook alweer assonantie?
A
alle klinkers in één zin zijn hetzelfde
B
groepen woorden met dezelfde klanken in één regel of meer regels
C
alle klinkers in het hele gedicht zijn hetzelfde
D
groepen woorden met dezelfde medelklinker in één regel of meer regels

Slide 25 - Quizvraag

Wat is ook alweer alliteratie?
A
behoorlijke irritatie
B
klinkerrijm
C
woorden die met dezelfde medeklinker beginnen
D
eindrijm

Slide 26 - Quizvraag

Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.
A
assonantie
B
beginrijm
C
alliteratie
D
gebroken rijm

Slide 27 - Quizvraag

Aan de andere kant van het water staat het laatste schaap.
Welke woorden assoneren?
A
Aan, staat, laatste, schaap
B
1. Andere, kant, van. 2. Aan, water, staat, laatste, schaap
C
Andere, van, water

Slide 28 - Quizvraag

Assoneren de volgende woorden?
cadeau, oooh, zozo
A
ja, want de uitspraak klinkt hetzelfde
B
nee, want de klinkers zijn niet gelijk

Slide 29 - Quizvraag

Bedenk een allitererende titel voor de nieuwe Suske & Wiske

Slide 30 - Woordweb

Opdrachten week 10 
2HV:
§4.8 opdr. 2, 3, 4
§5.8 opdr. 2, 3
§6.8 opdr. 2 a t/m d en keuze uit opdr. 3, 4, 5 of 6

2H/TL:
§3.9 opdr. 2, 3, 6
§4.9 opdr. 2, 3, 4
§6.9 opdr. 2 a t/m c, 3 en 4

Slide 31 - Tekstslide

Weet je het nog?
Rijmschema's
Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig rijm
Assonantie en alliteratie
Enjambement

Is het weggezakt? Kijk nog even in je boek of in deze LessonUp.


Slide 32 - Tekstslide

Draag jouw meegebrachte gedicht voor
Herken je stijlmiddelen in de voorgedragen gedichten?
Bekijk de dichtbundels op tafel
Raadgedicht
Download de Poëzie ter plaatse-app: Dichtbij -> zie voorbeeld volgende slide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Poëzie analyseren
  1. Welke woorden vallen je op?  
  2. Wat weet je van het rijmschema?  
  3. Hoe zit het met beeldspraak?  
  4. Zoek informatie op over de dichter en over de literaire stroming.  
  5. Je antwoord op punt 1 t/m vier leidt vaak tot de diepere laag / betekenis van een gedicht. 
  6. Vaak moet je een gedicht meerdere keren lezen voordat je het begrijpt, de betekenis (voor jou) kan daardoor ook veranderen.

Slide 35 - Tekstslide

Beeldspraak
- Figuurlijke betekenis
- Vergelijking met behulp van het woordje 'als':
Haar rode haren wapperen in de wind als een vurige vlammenzee.
- Metafoor: De dichter noemt alleen het beeld voor wat hij bedoelt. Jij, de lezer,  moet zelf uit de context zien te halen waar het naar verwijst.
Een spiegel  is een muur, die terugkijkt.

Bekijk het filmpje van Arjen Lubach (uit 2016) 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Personificatie

Staat niet in het h/tl boek.

Vorm van beeldspraak: menselijke eigenschappen worden toegedicht aan voorwerpen, planten of dieren.

De wekker brulde me wakker. 
Ik stond op...de zon lachte me toe!

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Visuele poëzie
Poëzie voor je ogen 
- lay-out
- bijzonder lettertype 
of -grootte




Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Paul van Ostaijen

Slide 42 - Tekstslide

Nut van poëzie?

Slide 43 - Woordweb

Nut van poëzie
Herman de Coninck: ‘Poëzie dient […] nergens toe en dat is op zich al een verdienste.’

- Geen goed of fout, gaat niet om kennisoverdracht maar om een ander soort intelligentie: expressie, gevoel, verruiming van je blik, verbeeldingskracht.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide