Thema 2 BS 2: Het hart

Herhalen BS 1
  1. Je kunt verschillende circulatiesystemen bij eukaryoten herkennen en de functies van een bloedsomloop benoemen.
  2. Je kunt de embryonale bloedsomloop van de mens beschrijven en verschillen en overeenkomsten aangeven met de bloedsomloop na de geboorte. 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Herhalen BS 1
  1. Je kunt verschillende circulatiesystemen bij eukaryoten herkennen en de functies van een bloedsomloop benoemen.
  2. Je kunt de embryonale bloedsomloop van de mens beschrijven en verschillen en overeenkomsten aangeven met de bloedsomloop na de geboorte. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is deze bloedsomloop open of gesloten? En enkelvoudig of dubbel?
A
Open, enkelvoudig
B
Open, dubbel
C
Gesloten, enkelvoudig
D
Gesloten, dubbel

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk dier heeft een enkelvoudige, gesloten bloedsomloop?
A
Zalm
B
Wesp
C
Paard
D
Kangaroo

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er anders bij embryonale bloedsomloop tov bloedsomloop van volwassen?
A
Bloed gaat door een gat tussen de boezems
B
Bloed gaat niet langs het hart
C
Bloed gaat bij kleine bloedsomloop direct naar de navelstreng
D
Bloed gaat wel naar de longen maar neemt daar geen zuurstof op

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor bloedsomloop
heeft een vis?
A
Enkelvoudige gesloten bloedsomloop
B
Enkelvoudige open bloedsomloop
C
Dubbele gesloten bloedsomloop
D
Dubbele open bloedsomloop

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het doel van de grote bloedsomloop is ...
A
koolstofdioxide afgeven aan de cellen en zuurstof op nemen
B
koolstofdioxide opnemen uit de cellen en zuurstof afgeven

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de kleine bloedsomloop?
A
Via de kleine bloedsomloop wordt bloed naar de darmen gepompt. Daar worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed.
B
In dit gedeelte van de bloedsomloop wordt lymfe opgenomen in het bloed.
C
Via de kleine bloedsomloop wordt bloed naar de longen gepompt. Daar wordt zuurstof opgenomen in het bloed.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedvaten horen de bij de grote bloedsomloop?
A
bloedvat 2 en 6
B
bloedvat 3 en 6
C
bloedvat 2 en 5

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?
A
Het lichaam van zuurstof voorzien
B
Zuurstof ophalen bij de longen
C
De hersenen van zuurstof voorzien
D
Zuurstof uit de lucht halen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als bloed de GROTE bloedsomloop IN stroomt, dan...
A
is het zuurstof-arm
B
heeft het een blauwe kleur
C
heeft het een rode kleur
D
is het zuurstof-rijk

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soms sluit het ovale venster niet goed na de geboorte. Mensen met die aandoening hebben vaak een groter hart. Hoe komt dat?
A
Het hart moet harder werken omdat er meer bloed in de boezems komt
B
Het hart moet harder werken omdat er anders te weinig zuurstof bij de cellen komt
C
Het hart moet harder werken omdat het bloed dat in de longen komt te weinig zuurstof bevat
D
Het hart moet harder werken omdat het bloed in de aorta te veel zuurstof bevat

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stroomt het bloed door het ovale venster vooral van de linkerboezem naar de rechterboezem of andersom? (hint: waar stroomt meer bloed door, de longader of de holle aders?)
A
van linkerboezem naar rechterboezem
B
van rechterboezem naar linkerboezem

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het stukje in het hart van het embryo waar het bloed door gaat om niet langs de longen te komen?
A
ductus botali
B
ductus venosus
C
navelstrengslagader
D
ovale venster

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ductus Botalli voorkomt dat er te veel bloed naar de embryonale longen stroomt. Jan en Piet bestuderen voor de toets de bloedsomloop en beredeneren wat de reden kan zijn dat de bloedstroom naar de longen van de foetus gering is.
Jan: Het bloed dat naar de longen van de foetus gaat is alleen bedoeld om die longen te voorzien van zuurstof en voedingsstoffen en om afvalstoffen van die longen af te voeren.
Piet: Het longweefsel van de foetus zou bij een te grote toestroom van bloed beschadigd kunnen raken.

Vraag: Wie van de leerlingen doet een juiste bewering?
A
Geen van beiden
B
Alleen Jan
C
Alleen Piet
D
Beiden

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het hartminuutvolume van de kleine bloedsomloop gelijk aan die van de grote bloedsomloop?
A
Nee
B
Alleen in rust
C
Ja, altijd
D
Geen idee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarom wordt de bloedsomloop van de mens een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat alle rode bloedcellen per omloop twee keer door het hart gaan
B
Omdat de bloedsomloop bestaat uit aders en slagaders
C
Omdat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt
D
Omdat het hart zuurstofarm en zuurstofrijk bloed vervoert

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vissen hebben een enkelvoudige bloedsomloop. Zoogdieren redden het daarmee niet. Waarom niet?
A
Vissen bewegen weinig en hebben dus niet zoveel zuurstof nodig
B
Het hart van vissen pompt krachtiger, waardoor een tweede keer niet nodig is
C
Zoogdieren zijn warmbloedig en verbruiken meer energie en zuurstof
D
Zoogdieren hebben longen en geen kieuwen. Dat werkt minder efficiënt.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thema 2: Transport
Basisstof 2:
Het hart

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt de delen van een hart  noemen met hun functies en kenmerken.
  2. Je kunt de werking van het hart beschrijven en de relatie tussen bouw en werking uitleggen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Red jij een leven in 6 minuten?
https://www.hartstichting.nl/reanimatie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bouw van het hart

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kransslagaders en Kransaders
  • Het hart gebruikt geen zuurstof of voedingstoffen uit het gepompte bloed
  • Het hart heeft wel veel zuurstof en voedingstoffen nodig.
  • kransslagaders zorgen voor zuurstof en voedingsstoffen.
  • afvalstoffen en koolstofdioxide worden weggevoerd door de kransaders.
  • Verstoppingen van de kransslagaders veroorzaken hartinfarcten

Slide 24 - Tekstslide

Hartinfarct: bloedprop in kransslagader waardoor een deel van de hartspier geen bloedtoevoer meer krijgt. Daardoor kan een deel van de hartspier afsterven, en leiden tot hartritmestoornissen, hartfalen. 
Hartinfarct 
  • Vernauwing/verstopping kransslagaders
  • Hartweefsel krijgt geen zuurstof meer en sterft af
  • Oplossing: dotteren of bypass

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hartinfarct... 
1
2
3

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De werking van het hart
f





Systole = samentrekken                       Diastole = ontspannen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

diastole - systole boezems - systole kamers

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartslagfrequentie (Binas 84D1)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartkleppen
Tussen de boezems en de kamers zitten de hartkleppen.
Deze voorkomen dat bloed terugstroomt als de kamers samentrekken.
Hartklep
Halvemaanvormige klep

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartslagfrequentie
sinusknoop wordt beinvloed door:
  • het autonome zenuwstelsel(binas 88L)
  • het hormoonstelsel (binas 89A)
  • lichaamstemperatuur

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van het hart
ECG

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht (zonder boek en Binas)
Knip de kaartjes uit en leg ze in de juiste volgorde

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beantwoord de volgende vragen
  1. Waar komt zuurstof in het bloed? Hier hoort het kaartje ‘bloed krijgt zuurstof’ bij.
  2. Waar gaat zuurstof uit het bloed? Hier hoort het kaartje ‘bloed verliest zuurstof’ bij.
  3. Waar komt koolstofdioxide in het bloed? Hier hoort het kaartje ‘bloed krijgt koolstofdioxide’ bij.
  4. Waar gaat koolstofdioxide uit het bloed? Hier hoort het kaartje ‘bloed verliest koolstofdioxide’ bij.
  5. Waar komen voedingsstoffen in het bloed?
  6. Waar gaan voedingsstoffen uit het bloed?
  7. Welke onderdelen bevatten zuurstofrijk bloed? Leg hier het kaartje ‘zuurstof’ bij.
  8. Welke onderdelen bevatten zuurstofarm bloed? Leg hier het kaartje ‘koolstofdioxide’ bij.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken: 12 t/m 23

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt de delen van een hart  noemen met hun functies en kenmerken.
  2. Je kunt de werking van het hart beschrijven en de relatie tussen bouw en werking uitleggen

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de leerdoelen van deze les onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies