B 7 Elektriciteit in huis

 Energievoorziening



1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 10 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Energievoorziening



Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Hoe maakt een elektriciteitscentrale energie
Hoe maak je elektrische energie op een schone manier
Hoe komt de elektrische energie van de centrale bij je thuis

Slide 2 - Tekstslide

Energiecentrales
Een energiecentrale produceert elektrische energie

De meeste centrales verbranden 



Hoe ontstaan fossiele brandstoffen?
FOSSIELE BRANDSTOFFEN
Steenkool
Olie
Gas

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf op waarom het verbranden van fossiele brandstoffen schadelijk is voor het milieu?

Slide 4 - Open vraag

Elektriciteitscentrale

Slide 5 - Tekstslide

Grijze stroom
- Aardgas
- Aardolie
- Steenkool

Slide 6 - Tekstslide

Broeikas effect
Bij verbranden van fossiele brandstoffen ontstaat
KOOLSTOFDIOXIDE (CO2)
en 
WATER (H2O)

Wat is het broeikaseffect?

Slide 7 - Tekstslide

Andere manieren om
energie op te wekken zijn:


Slide 8 - Tekstslide

Groene energie

- Zonne energie
- Wind energie
- Water energie

Slide 9 - Tekstslide

Groene energiebronnen
Voordelen: geen afval

Nadelen: de installaties zijn vaak duur in aanschaf, ook is de energiebron niet altijd beschikbaar. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Energie vervoeren
Energietransport

Slide 14 - Tekstslide

Wat moet je onthouden
  • Hoe wordt elektrische energie vervoerd van de centrale naar je huis
  • Welke spanning is nodig bij 
       verschillende punten van het 
       elektriciteitsnet?
  • Wat doet een transformator?

Slide 15 - Tekstslide

Welke volgorde klopt?
A
Condensor; generator; turbine; brander
B
Brander; condensor; generator; turbine
C
Brander; turbine; generator; condensor
D
Turbine; generator; condensor; turbine

Slide 16 - Quizvraag

Energieverlies
  • Als stroom door een kabel gaat, wordt de kabel warm.
          
 
  • Voor de minste energieverlies moet de stroom met een zo hoog mogelijke spanning worden vervoerd worden.
ENERGIEVERLIES
minder energie over voor de eindgebruikers

Slide 17 - Tekstslide

Hoogspanning
1
2

Slide 18 - Tekstslide

Elektriciteitcentrale

Transformators



380kV
10kV
230 V

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Transformator
1
2

Slide 21 - Tekstslide

Waarom wordt de spanning verhoogd als het over lange afstanden vervoerd wordt?
A
Voor veiligheid
B
Om energieverlies te voorkomen
C
Om een frequentie van 50 hz te krijgen
D
Dat is wat apparaten nodig hebben

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?
A
20 kV
B
380 kV
C
10 kV
D
230 V

Slide 23 - Quizvraag

0

Slide 24 - Video

Aan de slag


Maken
Basis: 2 t/m 8, 10 t/m 13, 16 t/m 19
Kader: 1 t/m 26 behalve de STER opdrachten.


Slide 25 - Tekstslide

Verbruik van energie

Slide 26 - Tekstslide

Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen

Afkorting: P 

Eenheid: watt (W)

Slide 27 - Tekstslide

Energielabel
Energielabels maken het je makkelijk om te kiezen, want ze laten in één oogopslag zien welke apparaten, auto's en woningen zuinig omgaan met energie. 

Het energielabel is verplicht gesteld door de EU

Slide 28 - Tekstslide

Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden. 

Slide 29 - Tekstslide

Rendement






Wanneer je moet rekenen met rendement, maak een schetsje.

Slide 30 - Tekstslide

Bij de verbranding van een bepaalde hoeveelheid benzine, komt in een automotor 500 kJ aan warmte vrij. Hiermee kan 200 kJ bewegingsenergie worden gemaakt. Wat is rendement van deze auto?
A
500 / 200 -> 2,5 %
B
200 / 500 -> 0,40 %
C
500 / 200 -> 25%
D
200 / 500 -> 40%

Slide 31 - Quizvraag

Een gloeilamp levert 20J aan warmte. Het rendement is 30%. Hoeveel energie wordt verbruikt?
A
20 x 0,30 --> 6,0 J
B
20 / 0,30 --> 67 J
C
20 x 0,70 --> 14 J
D
20 / 0,70 --> 29 J

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag
Kader

Maak opgaven 18 t/m 26

GT

Maak opgaven 18 t/m 27

Slide 33 - Tekstslide

Klaar?
=
De volgende les maken we de opdrachten van 7.1 in je werkboek (K) of je leerwerkboek (B). 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Fossiele brandstoffen
Voordelen: makkelijk te vervoeren en verbranden. 

Nadelen: versterkt het broeikaseffect, geeft luchtvervuiling, raakt op. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Hoe noemen we de energie die in een batterij zit?
A
Elektrische energie
B
Zonne energie
C
Bewegingsenergie
D
Chemische energie

Slide 40 - Quizvraag

Kernenergie
Voordelen: geen luchtvervuiling

Nadelen: gevaarlijk afval, gevaarlijk om mee te werken. 

Slide 41 - Tekstslide

Zonnepanelen

Slide 42 - Tekstslide

De windturbine

bewegingsenergie -> elektrische energie

Binnen in een windmolen zit een generator. 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

In Nederland maken we vooral gebruik van....
A
Waterenergie
B
Zonne energie
C
Windenergie
D
Kernenergie

Slide 45 - Quizvraag