Herhaling Duurzaamheid

Energie in je Dag
Kijk eens naar je ochtend tot nu toe. Welke dingen heb je gebruikt die energie nodig hebben? Denk aan:
  • Je ontbijt (koken, voedsel)
  • Je telefoon
  • De douche
  • Vervoer naar school



1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Energie in je Dag
Kijk eens naar je ochtend tot nu toe. Welke dingen heb je gebruikt die energie nodig hebben? Denk aan:
  • Je ontbijt (koken, voedsel)
  • Je telefoon
  • De douche
  • Vervoer naar school



Slide 1 - Tekstslide

Kies twee dingen die je vanochtend hebt gebruikt of gedaan.
 Schrijf voor elk:

  •     Wat het is (bijv. "mijn telefoon opgeladen")
  •     Welke energiebron er waarschijnlijk is gebruikt (bijv. elektriciteit)
  •     Is dat een hernieuwbare of niet-hernieuwbare hulpbron? (kort uitleggen waarom)
📋 Voorbeeldantwoord:
    Douchen
        Energiebron: gas voor warm water
        Niet-hernieuwbaar → Aardgas raakt op en draagt bij aan CO₂-uitstoot






Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
paragraaf 4.5, opd. 2 t/m 6

Slide 3 - Tekstslide

Herhalingsles Duurzaamheid

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kent de belangrijkste begrippen over duurzaamheid (zoals natuurlijke hulpbronnen, ecologische voetafdruk, greenwashing, circulaire economie etc).
  • Je begrijpt hoe menselijk gedrag het milieu beïnvloedt (zoals door vervuiling, broeikaseffect, intensieve landbouw en fast fashion).
  • Je kunt uitleggen hoe we duurzamer kunnen omgaan met hulpbronnen (zoals via recycling, biologische landbouw en de energietransitie).



Slide 5 - Tekstslide

Ga naar lesson up
klasse code: mennz

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Kijkopdracht
1. Hoe kunnen we onze ecologische voetafdruk verkleinen om zo het energievraagstuk (probleem) op te lossen?
2. Zijn olie en gas voorbeelden van kernenergie, fossiele brandstoffen of van duurzame bronnen?
3. Welke duurzame energie kunnen we gebruiken?
4. Wat is het nadeel van het gebruik van kernenergie?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is een nadeel van het gebruik een fossiele brandstof?
A
slecht voor het milieu
B
het kan niet opraken
C
het kan opraken
D
het is erg duur

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen fossiele brandstof?
A
Steenkool
B
Aardgas
C
Hout
D
Aardolie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van groene stroom?
A
Zonne-energie
B
Waterkracht
C
Windenergie
D
Aardgas

Slide 12 - Quizvraag

Hieronder zie je zes voorbeelden van fossiele en duurzame energiebronnen. Herken jij ze? Zet ze bij het juiste rijtje
Duurzame energie 

Fossiele energie 

Slide 13 - Sleepvraag

De dampkring is...
A
Een laag aan de binnenkant van de aarde
B
Een laag rond de maan die het beschermt
C
Een laag rond de aarde die zuurstof vasthoudt en ons beschermt tegen stralingen
D
Een ander woord voor de aardkorst

Slide 14 - Quizvraag

natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
waterstof door verdamping 
Koolstofdioxide door afbraak organisch materiaal
Methaan uit moerassen en venen

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is een voorbeeld van luchtverontreiniging?
A
Plastic afval in de oceaan
B
Chemische stoffen in de bodem
C
Uitstoot van CO₂ door verkeer en fabrieken
D
Het gebruik van regenwater in de landbouw

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een broeikasgas?
A
Een stof die zorgt voor watervervuiling
B
Een geurige stof die planten uitstoten
C
Een gas dat warmte vasthoudt in de atmosfeer
D
Een stof die de ozonlaag herstelt

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm van milieuverontreiniging ontstaat vooral door landbouwbedrijven die pesticiden gebruiken?
A
Waterverontreiniging
B
Bodemverontreiniging
C
Luchtverontreiniging
D
Geluidsvervuiling

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een gevolg van het versterkt broeikaseffect?
A
Klimaatopwarming en extremer weer
B
Minder CO₂ in de lucht
C
Minder afval in rivieren
D
Snellere afkoeling van de aarde

Slide 19 - Quizvraag

Welk gas komt veel vrij bij voedselproductie in de landbouw en is veel sterker dan CO₂?
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Helium
D
Methaan

Slide 20 - Quizvraag

Windenergie is:
A
Duurzame energie
B
Fossiele brandstof
C
Kernenergie

Slide 21 - Quizvraag

Zonne- energie is een ...?
A
hernieuwbare energiebron
B
niet-hernieuwbare energiebron

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een voordeel van zonne-energie?
A
goedkoop
B
geen luchtvervuiling
C
de zon schijnt altijd
D
je kan sneller opladen

Slide 23 - Quizvraag

T11
Duurzaam
Niet 
Duurzaam

Slide 24 - Sleepvraag

Wat is duurzaamheid?
A
Producten vernieuwen voor volgende generaties
B
Producten zoveel mogelijk recyclen voor volgende generaties
C
Milieu zo min mogelijk schaden voor volgende generaties
D
Broeikasgassen zoveel mogelijk terugdringen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de ecologische voetafdruk?
A
Hoeveel water we per persoon verbruiken.
B
Hoeveel ruimte we per persoon nodig hebben.
C
Hoeveel voedsel we per persoon verbruiken.
D
Hoeveel welvaart we per persoon hebben.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de watervoetafdruk?
A
Hoeveel kraanwater je per dag gebruikt
B
Hoeveel water je per dag of per jaar drinkt
C
Hoeveel oppervlaktewater (rivieren en meren) een land heeft.
D
Hoeveel water er nodig is om alle spullen te produceren die jij gebruikt.

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent ‘fast fashion’?
A
Kleding die snel en goedkoop wordt geproduceerd en vaak verandert van collectie
B
Kleding die lokaal wordt geproduceerd
C
Kleding die snel verslijt door slechte kwaliteit
D
Kleding die op maat wordt gemaakt in Europa

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het gevolg van dumping van kleding in landen zoals Ghana?
A
De lokale kledingindustrie groeit snel
B
Kleding van goede kwaliteit wordt veel gebruikt
C
Er komt vooral kleding binnen die goed recyclebaar is
D
Er komt veel kleding van slechte kwaliteit binnen die niet bruikbaar is

Slide 29 - Quizvraag

Welke hulpbron wordt vooral gebruikt voor de productie van polyester kleding?
A
Water
B
Aardolie
C
IJzererts
D
Hout

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een belangrijk probleem in de kledingproductie op het gebied van mensenrechten?
A
Fabrieken draaien te weinig uren
B
Werknemers verdienen vaak te veel geld
C
Werknemers werken onder slechte omstandigheden voor een laag loon
D
Landbouwers willen niet meer in de kledingindustrie werken

Slide 31 - Quizvraag

Wat is greenwashing?
A
Het hergebruiken van groene verfstoffen
B
Het milieuvriendelijk maken van oude kleding
C
Het onterecht beweren dat een bedrijf duurzaam werkt
D
Het schoonmaken van fabrieken met milieuvriendelijke middelen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is monocultuur?
A
Het houden van verschillende diersoorten op één boerderij
B
Het gebruik van alleen natuurlijke meststoffen
C
Het verbouwen van één soort gewas op grote schaal
D
Het afwisselen van verschillende gewassen op één stuk grond

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een gevolg van monocultuur voor de bodem?
A
De bodem krijgt meer water
B
De bodem wordt minder vruchtbaar (bodemdegradatie)
C
Er groeien meer verschillende planten
D
De biodiversiteit neemt toe

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een nadeel van intensieve veehouderij?
A
Dieren leven langer
B
Er wordt weinig voer geïmporteerd
C
Er komt weinig mest vrij
D
Dieren hebben vaak weinig ruimte en daglicht

Slide 35 - Quizvraag

Wat betekent biodiversiteit?
A
Het aantal producten dat een land exporteert
B
De hoeveelheid mest die ontstaat in de landbouw
C
Het gebruik van verschillende landbouwmachines
D
De verscheidenheid aan planten en dieren in een ecosysteem

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van biologische landbouw?
A
Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen
B
Grote hoeveelheden veevoer importeren
C
Meer aandacht voor dierenwelzijn en een gezonde bodem
D
Alleen verbouwen voor export

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent recyclen?
A
Het hergebruiken van materialen om nieuwe producten te maken
B
Het verbranden van afval om energie op te wekken
C
Het gebruiken van nieuwe grondstoffen voor productie
D
Het opslaan van afval in speciale ondergrondse opslagplaatsen

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het nadeel van papier dat tussen het restafval terechtkomt?
A
Het wordt duurder om te recyclen
B
Het moet alsnog worden gerecycled
C
Het kan niet meer worden hergebruikt en moet worden verbrand
D
Het wordt gebruikt voor compost

Slide 39 - Quizvraag

Wat is een belangrijk doel van de energietransitie?
A
Minder stroom gebruiken in huishoudens
B
Minder olie importeren uit andere landen
C
Overgaan van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen
D
Meer plastic recyclen in Europa

Slide 40 - Quizvraag

Wat is een belangrijk verschil tussen een lineaire en een circulaire economie?
A
In een lineaire economie wordt afval hergebruikt, in een circulaire niet
B
In een circulaire economie worden producten vaker weggegooid
C
In een lineaire economie worden alleen natuurlijke producten gebruikt
D
In een circulaire economie wordt afval gebruikt als grondstof voor nieuwe producten

Slide 41 - Quizvraag

Wat betekent ‘zero waste’?
A
Zo veel mogelijk afval verbranden om energie op te wekken
B
Geen afval produceren of al het afval hergebruiken
C
Alleen papier en plastic recyclen
D
Zo min mogelijk producten kopen

Slide 42 - Quizvraag

Klaar?
Ga naar Quizlet (zie link op de volgende dia)
of herhaal begrippen uit het boek

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Leerdoelen  controleren
  • Je kent de belangrijkste begrippen over duurzaamheid (zoals natuurlijke hulpbronnen, ecologische voetafdruk, greenwashing, circulaire economie etc).
  • Je begrijpt hoe menselijk gedrag het milieu beïnvloedt (zoals door vervuiling, broeikaseffect, intensieve landbouw en fast fashion).
  • Je kunt uitleggen hoe we duurzamer kunnen omgaan met hulpbronnen (zoals via recycling, biologische landbouw en de energietransitie).



Slide 45 - Tekstslide