Vertellen over je vakantie (raconter de tes vacances).
Les buts:
De passé composé (bijvoorbeeld: j'ai mangé)
Het bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Parler français!
Slide 5 - Tekstslide
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 6 - Tekstslide
Les vacances:
*Qu'est-ce que tu as fait cet été?
Les vacances:
* J'ai été à la plage.
* J'ai visité une ville.
* J'ai visité un musée
* J'ai fait du camping.
Slide 7 - Tekstslide
Les vacances:
*Qu'est-ce que tu as fait cet été?
Les vacances:
* J'ai mangé dans un restaurant.
* J'ai fait les magasins.
* J'ai parlé anglais.
* J'ai fait la grasse matinée
Slide 8 - Tekstslide
Les vacances:
*Qu'est-ce que tu as fait cet été?
Les vacances:
* J'ai été à l'hôtel.
* J'ai fait du vélo.
* J'ai rencontré des amis.
* J'ai été dans un parc d'attractions
Slide 9 - Tekstslide
Les vacances:
*Qu'est-ce que tu as fait cet été?
Les vacances:
* J'ai parlé français.
* J'ai nagé.
* J'ai fait du cheval.
* J'ai fait du sport
Slide 10 - Tekstslide
Prends ton livre!
Livre d'activités A:
Bespreken / afmaken
page 46 : H grammaire et écrire
Exercices: 30 a b e
Slide 11 - Tekstslide
Prenez vos ordinateurs!
Cherchez LessonUp!
Slide 12 - Tekstslide
Prends ton livre!
Livre d'activités A:
Exercice H:
page 46: H Grammaire et écrire
Slide 13 - Tekstslide
Les Adjectifs Possessifs
Het bezittelijk voornaamwoord.
Slide 14 - Tekstslide
Nomez les adjectifs possessifs en français:
Slide 15 - Woordweb
Les Adjectifs Possessifs
Je gaat zo meteen aantekeningen maken.
Het is belangrijk dat het goed in je schrift komt te staan.
Maar eerst luister je mee naar de uitleg.
Slide 16 - Tekstslide
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 17 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bezittelijk vnw meerdere vormen:
mon | ma ton | ta son | sa
--------------- ----------- -------------
mes | mes tes | tes ses | ses
mijn jouw zijn/haar
Slide 18 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bvnw meerdere vormen:
notre | notre votre | votre leur | leur
--------------- ----------- -------------
nos | nos vos | vos leurs | leurs
ons/onze jullie/u hun
Slide 19 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoonen een zelfstandig naamwoord.
Jade heeft haar rugzak. = Jade a sonsac à dos.
Timéo heeft zijn tent. = Timéo a satente.
Slide 20 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kijk je naar de bezitting en niet naar de bezitter. Dat is anders dan in het Nederlands. Controleer dus goed of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
mon | ma mijn rugzak = mon sac à dos want: le sac à dos
--------------- mijn tent = ma tente want: la tente
mes | mes mijn rugzakken = mes sacs à dos want: les sacs à dos
mijn mijn tenten = mes tentes want: les tentes
Slide 21 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Het kruisjessysteem:
| | |
--------------- -------------- --------------
| | |
Slide 22 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Veel Franse grammatica pas in een kruisjessysteem:
| | |
--------------- -------------- --------------
| | |
Eerst schrijf je de bezittelijke naamwoorden op in een kruisjes systeem.
Daarna leg ik het uit.
Slide 23 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bezittelijk vnw meerdere vormen:
mon | ma ton | ta son | sa
--------------- ----------- -------------
mes | mes tes | tes ses | ses
mijn jouw zijn/haar
Slide 24 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bvnw meerdere vormen:
notre | notre votre | votre leur | leur
--------------- ----------- -------------
nos | nos vos | vos leurs | leurs
ons/onze jullie/u hun
Slide 25 - Tekstslide
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 26 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Let erop als je zelfstandige naamwoorden
in het meervoud zet er dat er dan meer mee veranderd.
Onze rugzak = notre sac à dos
Onze rugzakken = nos sacs à dos
Hun tent = leur tente
Hun tenten = leurs tentes
Slide 27 - Tekstslide
Het bezittelijk voornaamwoord
Uitzondering!
Let op de volgende zelfstandige naamwoorden!
Deze zijn vrouwelijk maar krijgen een toch mon, ton, son.
Dit komt door de klinkerbotsing (au oei h)
Mon idée, ton opinion, son amie, mon équipe, ton expérience.
Slide 28 - Tekstslide
Les Adjectifs Possessifs
Het bezittelijk voornaamwoord.
Oefenen
Slide 29 - Tekstslide
Hoe vertaal je: "mijn kinderen"?
A
mon enfant
B
ma enfant
C
mes enfants
D
tes enfants
Slide 30 - Quizvraag
Hoe vertaal je: "jouw familie"?
A
ton famille
B
ta famille
C
tes familles
D
la famille
Slide 31 - Quizvraag
Hoe vertaal je: "zijn opa"?
A
son père
B
son grand-père
C
sa grand-père
D
ses grand-père
Slide 32 - Quizvraag
Hoe vertaal je: "mijn nichtje"
A
ma cousin
B
mon cousine
C
la cousine
D
ma cousine
Slide 33 - Quizvraag
Hoe vertaal je: "zijn oma"?
A
sa grand-mère
B
son grand-mère
C
ta grand-mère
D
la grand-mère
Slide 34 - Quizvraag
Hoe vertaal je: "jouw school"?
A
ta école
B
ton école
C
l'école
D
son école
Slide 35 - Quizvraag
Prends ton livre!
Livre d'activités A:
Bespreken / afmaken
page 46 : H grammaire et écrire
Exercices: 30 a b e
Slide 36 - Tekstslide
Les devoirs
Leren grammaire H blz. 46
Maken H: 31 a b d
33 a b
Slide 37 - Tekstslide
In deze Franse les ben ik meer te weten gekomen over.......
Slide 38 - Woordweb
La fin du cours. À la prochaine!
Slide 39 - Tekstslide
Instruction
Wat : Maken "H" op blz. 46: opdrachten 30 a b e 31 a en b in je boek
Hoe : Zorg dat je de vragen goed leest!
Wie : Je werkt ZS in stilte
Tijd : 15 minuten
Klaar : Maken op blz. 49: opdracht 33 b in je boek