Quiz Tijd van Steden en Staten

Welk logo hoort bij het tijdvak 'Steden & Staten'?
A
A
B
B
C
C
D
D
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welk logo hoort bij het tijdvak 'Steden & Staten'?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 1 - Quizvraag

Het tijdvak van steden en staten duurt van .... tot .....
A
500 - 1000 n. Chr.
B
1000 - 1500 n. Chr.
C
1500 - 1600 n. Chr.
D
1600 - 1700 n. Chr.

Slide 2 - Quizvraag

wat gebeurde er in de tijd van de steden en staten?
A
opkomst van de handel in de steden
B
hervorming
C
ontdekkingsreizen
D
renaissance

Slide 3 - Quizvraag


Wat is geen kenmerk van de tijd van Steden en Staten?
A
De opkomst van steden
B
Het ontstaan van meer regels en wetten
C
De toename van het aantal boeren
D
De opkomst van staten

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer waren
de kruistochten?
A
0-500
B
0-1500
C
500-1000
D
1000-1500

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de aanleiding voor de kruistochten?
A
Om de moslims van het Heilig land te verdrijven
B
Omdat de oost-Romeinse keizer oorlog had met de moslims
C
Omdat er veel geld viel te halen in Jeruzalem
D
Omdat de ridders in Europa graag vochten

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn Kruistochten
A
Oorlog tegen de aanhangers van Islam
B
Tocht langs een kruispunt
C
Gelovigen die lopend kruisen gingen verspreiden
D
Een tocht naar een verboden gebied

Slide 7 - Quizvraag

Wie liepen er NIET mee met de kruistochten?
A
moslims
B
arme mensen
C
kinderen
D
soldaten

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn stadsrechten?
A
Recht van een stad op eigen bestuur
B
Recht van een heer om een stad te besturen
C
Recht om een stad te bouwen
D
Recht om een stad in te nemen

Slide 9 - Quizvraag


Een stad kon stadsrechten krijgen. 
Wat is GEEN stadsrecht?
A
De stad mocht zelf rechtszaken houden
B
De stad mocht zelf belasting ophalen
C
De stad mocht stadsmuren bouwen
D
De stad hoefde de landheer niks meer te betalen

Slide 10 - Quizvraag

Een geldeconomie is wanneer je spullen ruilt voor andere spullen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de Hanze?
A
Samenwerking tussen handelssteden.
B
Een middeleeuwse stad
C
Samenwerking tussen heren.
D
Vaarroute

Slide 12 - Quizvraag

De Hanzesteden zijn een groot netwerk op het gebied van handel. Wat is een voordeel van de Hanze?
A
Samen schepen bouwen
B
Samen afspraken maken over wie waar de baas is
C
samen reizen voor veiligheid
D
De hanze heeft geen voordelen

Slide 13 - Quizvraag

Welke ziekte stond in de Middeleeuwen bekend als de zwarte dood?
A
De Griep
B
De Pokken
C
De Mazelen
D
De Pest

Slide 14 - Quizvraag

700 jaar later kunnen wij heel goed verklaren waarom de Zwarte Dood zich kon verspreiden in Europa. Welke verklaring werd in die tijd het meest gebruikt en geloofd?
A
De Zwarte Dood was een natuurverschijnsel
B
De Zwarte Dood is een straf van God
C
De Zwarte Dood was de schuld van China
D
De Zwarte Dood was een verzinsel, fake news

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een Gilde?
A
een handelaarsvereniging in de stad
B
een boerenvereniging op het platteland
C
een knutselvereniging op het platteland
D
een beroepsvereniging in de stad

Slide 16 - Quizvraag

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag


Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag


Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Als je goed genoeg was, moest je de ......
afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt met het plaatje hiernaast uitgelegd?
A
De gilden in Europa
B
Het Hanze-verbond
C
De schepenen van steden in Europa
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 21 - Quizvraag

Waarom woonden mensen in de
Tijd van steden en staten zo graag in een stad?
Kies het juiste antwoord.
A
In de stad was het schoner dan buiten de stad.
B
In de stad was het rustiger dan buiten de stad.
C
In de stad was veel te doen. Zo waren er vaak feesten en markten.
D
In de stad kwamen minder vaak ziektes voor dan buiten de stad.

Slide 22 - Quizvraag

Waar ontstonden de eerste steden?
A
Langs de rivier.
B
In de buurt van het kasteel of klooster.
C
Bij drukke kruispunten van wegen.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn stadsrechten?
A
Steden mochten zelf rechtspreken, daarom dat het stadsrechten heten.
B
Steden mogen zichzelf gaan besturen, rechtspreken, een eigen munt slaan en een kasteel bouwen.
C
Steden mochten zichzelf besturen, maar moesten elk jaar nog wel de heer betalen hiervoor.
D
Steden mochten zichzelf gaan besturen, rechtspreken, een eigen munt slaan en stadsmuren bouwen.

Slide 24 - Quizvraag

In welke gebieden dreef de Hanze veel handel?
A
Waddenzee en Middellandse zee
B
Middellandse zee
C
Oost-zee en Waddenzee gebied
D
Oost-zee en Noord-zee gebied

Slide 25 - Quizvraag

Hoe verspreidde de pest?
A
Via besmet bloed
B
Via het eten van mensen
C
Bedorven lucht
D
Via de vlooien op ratten die bloed zuigen en zo de bacterie doorgeven

Slide 26 - Quizvraag

Wat is gotiek?
A
Een bouwstijl met ronde vormen en dikke muren
B
Een bouwstijl met veel torens, ramen en versiersels
C
Een volk uit Scandinavië dat plunderde
D
Oude spullen die je in een brocante koopt

Slide 27 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van de gotiek?
A
Hoge torebs
B
kleine ramen
C
Veel licht
D
Hoge lange ramen

Slide 28 - Quizvraag

Romaans of Gotisch?
A
Romaans
B
Gotisch

Slide 29 - Quizvraag

Een romaanse kerk had
A
Grote ramen
B
Kleine ramen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een schout?
A
iemand die de baas is over de stad
B
De politie van de middeleeuwen
C
Rechter
D
Een ambachtsman

Slide 31 - Quizvraag

Wat was het gevolg van de ontdekking van het buskruit?
A
Mensen wilden meteen een verbod op wapens.
B
Steden werden er schoner van.
C
Het geweer en het kanon werden uitgevonden.
D
Door vuurwerk brandden hele steden af.

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet de persoon die de straffen uitvoert in de Middeleeuwen?

Slide 33 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een lijfstraf?
A
Duimschroef
B
De Zaag
C
Vierendelen
D
Zweepslagen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een straf om iemand te laten praten?
A
Rattenketel
B
Radbraken
C
De peer
D
Uitsteken van het oog.

Slide 35 - Quizvraag

Ik snap de stof van Steden en Staten
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll