Werkwoordvormen in de Nederlandse taal

Werkwoordvormen in de Nederlandse taal
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordvormen in de Nederlandse taal

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun jij: de vijf werkwoordvormen in de Nederlandse taal benoemen, en deze vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit waarom deze belangrijk zijn om te leren.
Wat weet jij al over werkwoordvormen in de Nederlandse taal?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn werkwoordvormen?
Werkwoordvormen zijn verschillende vormen van een werkwoord, zoals de tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat werkwoordvormen zijn en geef enkele voorbeelden.
De vijf werkwoordvormen
De vijf werkwoordvormen in de Nederlandse taal zijn: de infinitief, de tegenwoordige tijd, de verleden tijd, het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Beschrijf de vijf werkwoordvormen en geef voorbeelden van elk.
De tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd wordt gebruikt om aan te geven dat iets nu gebeurt. Bijvoorbeeld: 'Ik loop naar school'.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat de tegenwoordige tijd is en geef enkele voorbeelden van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
De vervoeging van werkwoorden
Werkwoorden worden vervoegd om aan te geven wie of wat de handeling uitvoert. Bijvoorbeeld: 'Ik loop', 'Jij loopt', 'Hij loopt', etc.

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijf wat vervoeging is en geef enkele voorbeelden van vervoegde werkwoorden.
Oefenen met vervoegen
Laten we oefenen met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 8 - Tekstslide

Geef de studenten de tijd om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen en bespreek de antwoorden.
Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord wordt gebruikt om aan te geven dat een actie in het verleden is voltooid. Bijvoorbeeld: 'Ik heb gelopen'.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat het voltooid deelwoord is en geef enkele voorbeelden.
Samenvatting
In deze les hebben we geleerd over de vijf werkwoordvormen in de Nederlandse taal en hebben we geoefend met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 10 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en beantwoord eventuele vragen van studenten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.