wk 10: grammatica, schrijven en tekstbegrip

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Les 1

Terugblik

Schrijven:

• Je hebt verder gewerkt aan je informerende tekst en deze ingeleverd (ook al was deze niet af). 

Grammatica:

• Je hebt de 3 woordsoorten: znw, bnw en lw herhaald en ermee geoefend.
• De aantekeningen over het znw en bnw staan in je schrift.

grammatica

• Je kent de regels achter het znw, bnw en lw
• Je leert/herhaalt de regels achter het voorzetsel en persoonlijk voornaamwoord.

Wat weet jij over het voorzetsel?

Het voorzetsel vz (aantekening)

voorzetsel (vz)

woorden die op de lijn ingevuld kunnen worden:

......... (het feest)

.......... (de kast)

Let op: ondanks/tijdens zijn ook voorzetsels!

Wat weet jij over het persoonlijk voornaamwoord?

het persoonlijk voornaamwoord pers.vnw (aantekening)

persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)

• kan vervangen worden door een naam
• 'Het' is een pers.vnw als het niet bij een znw hoort

1. Het blijft een lastige vraag.
2. Hij blijft bij zijn oma logeren.
3. Heeft ze bij jou afgekeken?
4. Hebben jullie die nieuwe film gezien?
5. Heeft u zich bezeerd?
6. Mark heeft zijn hondje meegenomen naar haar.

lidwoord (lw)

de/het*/een

*alleen een lw als het bij een znw hoort

zelfstandig naamwoord (znw)

• alle namen
• woorden waar een lw voor kan staan

voorzetsel (vz)

woorden die op de lijn ingevuld kunnen worden:

......... (het feest)

.......... (de kast)

Let op: ondanks/tijdens zijn ook voorzetsels!

bijvoeglijk naamwoord (bnw)

Woorden die iets meer zeggen over het zelfstandig naamwoord. Ze hoeven niet altijd pal voor het zelfstandig naamwoord te staan. Bv:

De stoel die daar staat is erg mooi.

persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)

• kan vervangen worden door een naam
• 'Het' is een pers.vnw als het niet bij een znw hoort

Opdracht maken

Ga naar schooltas.

Maak op blz. 133 opdracht 10 (t/m zin 3)

Op blz. 134 opdracht 11 (alleen de voorzetsels noteren)

Op blz. 134 opdracht 12 en 13.

Les 2

1-toets bezitsvorm en verkleinwoordje bespreken

Terugblik

Grammatica:

• Je kent de regels achter het lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord.
• Je hebt de regels geleerd achter het voorzetsel en het persoonlijk voornaamwoord. Je aantekeningen staan in je schrift.

Schrijven

• Je gaat je eigen tekst controleren aan de hand van de checklist
• Je gaat een tekst van een ander controleren 
• Je verbetert je eigen tekst en levert deze opnieuw in classroom in. Naam opdracht: verbeterde informerende tekst.

Informerende tekst

Doel: informeren

Kenmerken: objectief, controleerbaar, geen mening

Publiek: leeftijdsgenoten

aantal woorden: minimaal 400

checklist

We kijken samen naar de checklist voor je informerende tekst. 

Ga naar: drive - schrijven - checklist informerende tekst

Controleer nu je eigen tekst met deze lijst.

Een zin die de hele tekst samenvat heet de:

De titel boven een alinea noem je een:

Boven de inleiding en het slot komt nooit een tussenkopje

1. juist
2. onjuist

Als je het totaal aantal alinea's in een tekst moet tellen, tel je ook de inleiding mee.

1. juist
2. onjuist

Op deze 3 manieren kan ik een tekst afsluiten:

Op deze 4 manieren kan ik een tekst starten:

Een kernzin staat altijd:

1. in de laatste zin van een alinea
2. in de 1e of laatste zin van een alinea
3. in de 1e, 2e of laatste zin van een alinea
4. in de 2e zin van een alinea

Tekstbegrip

• Je weet hoe je globaal moet lezen en wanneer deze techniek handig is om in te zetten

Opdracht globaal lezen

Je krijgt een tekst van je docent. Pas de stappen van globaal lezen toe:

1. Lees de 1e alinea helemaal

2. Lees uit de alinea's in het middenstuk de 1e, 2e en laatste zinnen.

3. Lees de laatste alinea helemaal

Wat kun jij nu over deze tekst vertellen? 

Afsluiting 1 vwo

Huiswerk volgende les:

x