Woordbenoemen: instructie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1

Pak je leesboek erbij!

Je gaat 15 minuten lezen.

Boek niet bij je? Lezen in Gegijzeld

Terugblik

Huiswerk bespreken

Schrijf de antwoorden in jouw schrift:

1. Een werkwoord is .... 

2. Noem 3 lidwoorden

3. Bedenk zoveel mogelijk woorden die iets zeggen over jou    

Terugblik

Huiswerk bespreken

Schrijf de antwoorden in jouw schrift:

1. Een werkwoord is iets dat je doet, zoals fietsen en zwemmen

2. De het een

3. Stoer, mooi, lief, aardig, knap, slim, charmant, eigenwijs, lui, enz.   

Hoe ver ben jij met jouw fictiedossier?

Ik heb al 1 opdracht af

Ik heb beide opdrachten al af

Fictie??

Ik ga het voor het eind van deze les afronden

Wat gaan we doen?

- Bespreken huiswerk

- Ophalen voorkennis; wat weet je al? 

- Uitleg en samen oefenen

- Aan de slag

- Evaluatie en vragen

- Huiswerk

Antwoorden vergelijken

Vergelijk jouw antwoorden §3.2 met die van jouw buur

-> Wat had je anders beantwoord en waarom?

-> Bespreek dit met elkaar.

Aan het eind van de les

• Ik kan de verschillende woordsoorten in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.
• Ik kan bij elk woordsoort een voorbeeld geven. 
• Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
• Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren...
• Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen

Woordsoorten

Het nut van grammatica

Om met elkaar te communiceren is het belangrijk dat je elkaar begrijpt. 

Taal is een goede manier om een boodschap over te brengen.

Om door middel van taal boodschappen over te brengen is het belangrijk dat we ons aan dezelfde regels houden; deze regels zijn de grammatica. 

En dan nu

Uitleg van de leerstof

Maak aantekeningen in jouw schrift

Oefenen!

Opdracht:

Schrijf zoveel mogelijk ZN op in 1 minuut

Vervoeg het werkwoord BRANDEN 

tegenwoordige tijd:

ik:

jij:

wij:

Doe het zo:

verleden tijd:

ik:

jij:

wij:

wij hebben het hout: (vd)

De tafel (bijvoeglijk nw)

Aan de slag met woordsoorten        

WAT? Iedereen krijgt een nummer, onthoud dit nummer!

WAAROM? Dit nummer is gekoppeld aan de naam van een

                       woordsoort.

DOEN? Je krijgt straks te zien welke woordsoort is gekoppeld 

                aan jouw nummer.

EN DAN? Je zoekt informatie op over deze woordsoort.

HOE? In stilte!  DAARNA? Je deelt je informatie met je groepje.

Extra uitdaging/ extra oefening

0 t/m 2 fout = extra uitdaging: maak de slides met een oranje stip

3 of meer fouten = extra oefening: maak de slides met een paarse stip

Aan de slag!

Wat? NN cursus 5 §1 woordsoorten (afronden)

Hoe? Alleen

Tijd? 30 minuten

Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 

Klaar? Fictie afronden

Aan het eind van de les

• Ik kan de verschillende woordsoorten in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.
• Ik kan bij elk woordsoort een voorbeeld geven. 
• Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
• Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren...
• Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen

Jij en woordbenoemen: hoe gaat het?

1. Lastig, ik wil nog even oefenen met de verschillende woordsoorten.
2. Lastig, maar ik vergis me niet vaak.
3. Goed, ik snap het allemaal.
4. Echt een makkie!

Hoe was jouw inzet tijdens de les?

😒🙁😐🙂😃

Welke gerichte acties ga jij doen om deze doelen alsnog te behalen?

extra uitleg

extra oefenen

herhalen van de leerstof

goed leren

geen, want ik beheers de doelen al

Huiswerk/ volgende les

NN cursus 5 §1 woordsoorten.

Fictie opdracht 1 en 2 zijn ingeleverd 

én met een voldoende afgesloten.

Het nut van grammatica