Hoofdletters en leestekens




Leestekens en hoofdletters
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les




Leestekens en hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Hoofdletters
  • Leestekens: dubbele punt
  • Opdrachten maken 
  • Toets bespreken!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Goed of fout?
In Januari is het winter.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Goed of fout?
Jan Van der Veen
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Goed of fout?
Noord-Holland
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Leestekens

Slide 8 - Tekstslide

Meer LEESTEKENS

Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens: 
komma, dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 9 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 10 - Tekstslide

KOMMA
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit. Je zet een komma
– tussen twee persoonsvormen;
– tussen de delen van een opsomming 
(behalve voor het woord en);
– na een naam of een uitroep aan het begin van een zin;
– voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra.

Slide 11 - Tekstslide

DUBBELE PUNT
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.

Slide 12 - Tekstslide

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 13 - Quizvraag

Hij heeft verschillende hobby's voetbal tennis volleybal en lezen
Verbeter!

Slide 14 - Open vraag

Weet jij (nog) wat een citaat is?

Slide 15 - Woordweb

DUBBELE PUNT in een citaat
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een ‘citaat’. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens:
– Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’
– Danique vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
– ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.

Slide 16 - Tekstslide

GEEN citaat
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft (dus niet letterlijk),
gebruik je geen aanhalingstekens. en geen dubbele punt.

– Jasper zei dat hij overmorgen jarig is.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 18 - Open vraag

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Jullie gaan opdracht 8 en 10 maken op bladzijde 125 van je boek.
  • Deze opdrachten maken jullie in tweetallen. 

Slide 20 - Tekstslide