Unit 1.1.4 1e les

Welcome
start lesson 4
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome
start lesson 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Grammar
- must/mustn't
- word order
- ordinal numbers

Slide 3 - Tekstslide

5.1 Must(n't)
Dit onderwerp is herhaling.
Aan het eind van deze les weet je (hopelijk) het verschil tussen must en mustn't en kun je dit toepassen in een Engelse zin.

Slide 4 - Tekstslide

5.1 Must(n't)
 MUST
Gebruik je als iets moet, het kan niet anders of het is een persoonlijke noodzaak.
 MUSTN'T
Gebruik je als iets NIET moet of NIET mag.

Slide 5 - Tekstslide

5.1 Must(n't)
 MUST
You must stay at home.
 MUSTN'T
You mustn't go outside.

Slide 6 - Tekstslide


Fill in must or mustn't.
"People ... eat fruit every day. It's good for us."
A
must
B
mustn't

Slide 7 - Quizvraag


Fill in must or mustn't
"You ... smoke. It's not healthy."
A
must
B
mustn't

Slide 8 - Quizvraag


Fill in must or mustn't
"They ... play with fire. It's dangerous!"
A
must
B
mustn't

Slide 9 - Quizvraag

Fill in must or mustn't
"We ... study for our exams. They're tomorrow."
A
must
B
mustn't

Slide 10 - Quizvraag

I'm really sorry but I ____ go now.
A
must
B
mustn't

Slide 11 - Quizvraag

You ____ do that! It's forbidden!
A
must
B
mustn't

Slide 12 - Quizvraag

You really ____ see that new film. It's amazing.
A
must
B
mustn't

Slide 13 - Quizvraag

I ____ ask you to leave now.
A
must
B
mustn't

Slide 14 - Quizvraag

You ____ tell on other people.
A
must
B
mustn't

Slide 15 - Quizvraag

Word Order
Grammar

Slide 16 - Tekstslide

Word order

Slide 17 - Tekstslide

Word order

Slide 18 - Tekstslide

Onderwerp
Werk
woord
Lijdend 
voorwerp
Plaats
Tijd
I
walk
my dog
in the park
at night 

Slide 19 - Sleepvraag

Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer
I
walk
my dog
in the park
at night 

Slide 20 - Sleepvraag

tijd en plaatsbepaling

Plaats komt voor Tijd in de zin

Ook in het alfabet komt P voor de T

I will go to Amsterdam next week


Slide 21 - Tekstslide

In welke volgorde moet dit staan:
in school & at two o'clock
A
in school at two o'clock
B
at two o'clock in school

Slide 22 - Quizvraag

Put in the correct order;
was- Italy- in- she- last summer

Slide 23 - Open vraag

Put in the correct order:
drove- Warsaw- to- they- last April

Slide 24 - Open vraag

In 2002 - the world's biggeste theme park - in Madrid - opened

Slide 25 - Open vraag

In welke volgorde moet dit staan:
tomorrow & at seven pm
A
tomorrow at seven pm
B
at seven pm tomorrow

Slide 26 - Quizvraag

What is the right order?
A
We often walk in the forest at night
B
We often walk at night in the forest.

Slide 27 - Quizvraag

What is the right order?
A
We often walk in the forest at night
B
We often walk at night in the forest.

Slide 28 - Quizvraag

Ordinal numbers

Slide 29 - Tekstslide

Functie van een rangtelwoord (ordinal)
Een rangtelwoord geeft de rang in bijvoorbeeld een 'lijst' aan.
Hij werd tweede in de race.
He became second in the race.

Slide 30 - Tekstslide

Rangtelnummers (ordinal numbers)

Slide 31 - Tekstslide

Een rangtelwoord maak je (bijna !) altijd door er   
-th achter te zetten.
Voorbeeld:

Four  -  Fourth 
Five  -  Fifth 
Six  -   Sixth
 Seven  -  Seventh 

Slide 32 - Tekstslide

Uitzonderingen:
First - Second - Third (en twenty-first, thirty-second, etc.).
five - fifth 
eight - eighth
nine - ninth
twelve - twelfth
twenty - twentieth
(thirty - thirtieth, forty -  fortieth enz..)

Slide 33 - Tekstslide

In het kort
1e = first /1st.
2e = second/2nd
3e= third/ 3nd

maar ook tientallen met als tweede cijfer 1, 2 of 3 schrijf je zo.
21 = twenty-first / 21st

Slide 34 - Tekstslide

in het kort
De andere rangtelwoorden eindigen allemaal op -th.
four > fourth (vierde)
seventeen > seventeenth (zeventiende).

soms verandert de spelling van het rangtelwoord, zodra je hier +th achter zet.

Slide 35 - Tekstslide

In het kort
Een aantal voorbeelden van wijzigingen in spelling:
five - fifth
eight - eighth
nine - ninth
twelve - twelfth

Slide 36 - Tekstslide

In het kort
En denk aan de afgeronde tientallen zoals 20e, 30e en 40e enz.

20e > twentieth (voorheen 20 > twenty).
de 'y' van twenty verandert in 'ie' en dan + th.
30e > thirtieth
40e > fourtieth

Slide 37 - Tekstslide

Uitspraak 'th'
De 'th' klank is een klank die wij niet in de Nederlandse taal kennen.

Een tip om deze klank uit te spreken:
- zet je tong tegen de onderkant van je voortanden aan laat je tong los terwijl je de 'd' probeert uit te spreken.

Slide 38 - Tekstslide

1. My brother is in the …………….class. (6)

Slide 39 - Open vraag

2. Today is the ……………… of April. (9)

Slide 40 - Open vraag

3. I am so happy, that he won the ……….. prize. (1)

Slide 41 - Open vraag

4. It's the …………. day of our holiday in Florida. (5)

Slide 42 - Open vraag

5. It was his ……………. goal in the last ………. games. (3)/(2)

Slide 43 - Open vraag

Which one is correct?

21e
A
21th
B
21e
C
21st
D
21nd

Slide 44 - Quizvraag

Which one is correct?

achtste
A
eighth
B
eightht
C
eightieth
D
eight

Slide 45 - Quizvraag

Homework: maandag af!
BB: 36 t/m 46
KB/TL: 30 t/m 39
H: 29 t/m 34
Nu nog even leren voor het SO!

Slide 46 - Tekstslide