Woordenschat H3 en H4

Programma
 > Toets op 17 mei a.s.!!!
  • Huiswerkcontrole 
  • Bespreken huiswerk: opdracht 2 en de betekenissen van opdracht 6, blz. 86-87
  • Uploaden foto spreekwoord en bespreken
  • Nakijken opdracht 3, blz. 86 e
  • Theorie Woordenschat H4
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
 > Toets op 17 mei a.s.!!!
  • Huiswerkcontrole 
  • Bespreken huiswerk: opdracht 2 en de betekenissen van opdracht 6, blz. 86-87
  • Uploaden foto spreekwoord en bespreken
  • Nakijken opdracht 3, blz. 86 e
  • Theorie Woordenschat H4

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van voorbeelden of een tegenstelling
Je vergroot je woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Opdracht 2, 3 en 6, Woordenschat H3, blz. 85-87

Slide 3 - Tekstslide

Bespreken 
Opdracht 2 en de betekenis van de spreekwoorden/uitdrukkingen van opdracht 6

Slide 4 - Tekstslide

Je hebt een foto gezocht waarop een spreekwoord is afgebeeld. Voeg hier je foto toe.

Slide 5 - Open vraag

een feestje vieren
gaan trouwen
niet willen doen
hoofdpijn (een kater) hebben na te veel drinken
vijftig jaar worden
Abraham/Sara zien
een beestje na een feestje hebben
de bloemetjes buitenzetten
een boterbriefje halen
er feestelijk voor bedanken

Slide 6 - Sleepvraag

alles doen wat iemand vraagt
de persoon ter ere van wie een feest gevierd wordt
teleurgesteld zijn
volkomen gelukkig zijn
de saaiheid doorbreken
het feestvarken
in de zevende hemel
leven in de brouwerij brengen
naar iemands pijpen dansen
van een koude kermis thuiskomen

Slide 7 - Sleepvraag

Nog vragen over woordenschat h3?

Slide 8 - Tekstslide

Theorie Woordenschat H4
Je kunt de betekenis van een moeilijk woord soms ook vinden doordat er een tegenstelling van dat woord in de tekst staat. Zo'n tegenstelling:
1) bestaat soms uit het basiswoord plus een voorvoegsels, zoals a-, on-, in-, il-, im-, ir- (bijv. symmetrisch <> asymmetisch
2) bestaat soms doordat het voorvoegsel van het woord verandert. Bijvoorbeeld ingang<>uitgang
3) is som een heel ander woord, bijvoorbeeld spannend <>saai

Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord (zoals maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover)


Slide 9 - Tekstslide

Tegenstelling van basiswoord + voorvoegsel
Tegenstelling waarbij het voorvoegsel is vervangen
De tegenstelling is een heel ander woord
boeiend
emigreren
goedkeuren
ingewikkeld
productief

Slide 10 - Sleepvraag

Tegenstelling van basiswoord + voorvoegsel
Tegenstelling waarbij het voorvoegsel is vervangen
De tegenstelling is een heel ander woord
inschakelen
legaal
aanvallen
toekomst
vertrouwen

Slide 11 - Sleepvraag

Keuze uit:
1) Ga lezen in je leesboek
2) Begin vast aan je huiswerk voor donderdag: Maak opdracht 2.3, 5.1, 5.2, en 7.1 van Woordenschat H4, blz. 114-117

Slide 12 - Tekstslide