Spelling deel 2

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Goed of fout?
kerstboom
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Goed of fout?
een glas Champagne
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Goed of fout?
De streek Champagne staat bekend om zijn mousserende wijnen.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Goed of fout?
Het rijke Westen moet opkomende economieën financieel steunen.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Goed of fout?
Komt de zon op in het oosten en gaat hij onder in het westen?
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

ketting - bikini - oma - baby

Slide 13 - Open vraag

Het woord eindigt op een onbeklemtoonde lettergreep, dus -ën toevoegen.
Het woord eindigt op een onbeklemtoonde lettergreep-ik,-es of -et dus verdubbelt de laatste medeklinker niet in het mv. 
Dit is een oorspronkelijk Latijns woord en daarom heeft het twee meervoudsvormen.
Om uitspraakproblemen schrijf je dit woord met 's. 
bacterie
gemenerik
winkelcentrum
wc

Slide 14 - Sleepvraag

Samenstellingen
Goed of fout?
We liepen in de maneschijn.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
kip+soep, secretaresse+dag, knarsen+tanden

Slide 16 - Open vraag

Bij welke letter zijn de verkleinwoorden allemaal goed gespeld?
A
piano'tje, jongentje, bikini'tje, logétje, wc'tje
B
pianootje, jongetje, bikinietje, logeetje, wc'tje
C
pianootje, jongentje, bikini'tje, logeetje, wc-tje
D
piano'tje, jongetje, bikini'tje logétje, wc-tje

Slide 17 - Quizvraag

Verkleinwoorden: -je,-kje, -pje, -tje, -etje
  1. Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: vat-vaatje.
  2. Bij een ng-klank-> -kje (kettinkje) of -etje (ringetje)
  3. Woorden die eindigen op een klinker: 
-verdubbel de klinker bij a, e, u en o (pianootje, logeetje (vgl. logés)), 
-maak er een ie van bij een i (bikinietje)
- schrijf een ' bij y  (pony'tje)
  4. Na een afkorting -> apostrof (wc'tje)

Slide 18 - Tekstslide

Noteer het verkleinwoord van:
kring-taxi-café-jury-koning-A4

Slide 19 - Open vraag

Welke woorden of woordcombinaties zijn goed geschreven?
A
vioolspelen, twee miljoen, goedgehumeurd, erbovenop
B
viool spelen, twee miljoen, goedgehumeurd, er bovenop
C
viool spelen, tweemiljoen, goed gehumeurd, erboven op
D
viool spelen, twee miljoen, goedgehumeurd, erbovenop

Slide 20 - Quizvraag

aan elkaar of los

https://www.youtube.com/watch?v=9BirO3wKiAg

Slide 21 - Tekstslide

In welk geval schrijf je een liggend streepje?

Slide 22 - Open vraag

Liggend streepje
  1. om uitspraakproblemen te voorkomen (klinkerbotsing); zee-eend
  2. bij een naam van getrouwde vrouw: mevrouw Eik-van Dam
  3.  bij een woord met een voorvoegsel: non-actief, ex-vrouw
  4. voor een hoofdletter: anti-Duits
  5. in combinaties van titels en beroepen: geneesheer-directeur
  6. bij aardrijkskundige namen of woorden die ervan afgeleid zijn: 's-Hertogenbosch
  7. bij letters, cijfers, andere tekens en St of Sint/sint:&-teken, 
  8. Bij woorden die anders onoverzichtelijk worden: zwart-witfoto

Slide 23 - Tekstslide

Goed of fout?
kant en klaarmaaltijd
hoge - en lage gebouwen
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

kant-en-klaarmaaltijd
hoge en lage gebouwen

Slide 25 - Tekstslide

goed of fout?
Hij pakte rodewijnglazen terwijl we witte wijn dronken.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Een rodewijnglas is een glas voor rode wijn.
rode wijnglazen zijn wijnglazen die een rode kleur hebben.

Slide 27 - Tekstslide

Goed of fout?
Vijf-en-twintig collega-onderzoekers verschenen in een minijurk bij de adjunct-chef.
A
fout: vijfentwintig
B
fout: adjunctchef en collegaonderzoekers
C
fout: vijfentwintig en mini-jurk
D
fout :mini-jurk

Slide 28 - Quizvraag

Trema: 
om uitspraakproblemen te voorkomen

Slide 29 - Tekstslide

Kies de letter met de juist gespelde woorden.
A
geordend, geeerd, buiig, industrieel
B
geördend, geëerd, buiïg, industriëel
C
geordend, geëerd, buiig, industrieel
D
ge-ordend, ge-eerd, buiïg, industrieel

Slide 30 - Quizvraag

Noem drie gevallen waarin je een apostrof gebruikt.

Slide 31 - Open vraag

apostrof
  1. bij weggelaten letters: 's winters
  2. bij een weggelaten bezits-s: Lies' fiets
  3.  voorkomen van uitspraakproblemen bij meervoud en bezitsaanduiding: menu's, Anna's fiets
  4. afleidingen van letter- en cijferwoorden: vwo'er (maar havoër, want je spreekt hier de afkorting als woord uit)
  5. bij verkleinwoorden op y: pony'tje

Slide 32 - Tekstslide

Welke woorden zijn allemaal goed gespeld?
A
Jake's jas, Cas fiets, lelie'tje, 20-+, sms'en
B
Jake's jas, Cas' fiets, leli'tje, 20+, sms-en
C
Jakes jas, Cas' fiets, lelietje, 20+, sms-en
D
Jakes jas, Cas' fiets, lelietje, 20+, sms'en

Slide 33 - Quizvraag

Wanneer gebruik je letters en wanneer cijfers bij getallen?

Slide 34 - Open vraag

Cijfers:
  • getallen boven de twintig, behalve ronde getallen (tweehonderd, maar 53)
  • maten, gewichten, bedragen, data, adressen, rekeningnummers 

Slide 35 - Tekstslide

Letters:
  • getallen tot en met twintig en tientallen: twintig
  • honderd, duizend, miljoen, miljard, biljoen: vijftien miljard 

Slide 36 - Tekstslide

Goed of fout?
twee januari 2021
A
goed
B
fout

Slide 37 - Quizvraag

Goed of fout?
tweederde
A
goed
B
fout

Slide 38 - Quizvraag

Breuken schrijf je los

Slide 39 - Tekstslide

Wanneer schrijf je sommmigen?

Slide 40 - Open vraag

Sommigen
Als het om mensen staat en zelfstandig in de zin staat. 


Slide 41 - Tekstslide

Goed of fout?
Enkele leerlingen pakten hun tas al in, terwijl sommigen bleven zitten.
A
goed
B
fout

Slide 42 - Quizvraag

Goed of fout?
Ze begonnen alle te blaffen, omdat er vuurwerk in de buurt van het asiel werd afgestoken.
A
goed
B
fout

Slide 43 - Quizvraag

De meesten van de klanten dragen nu een mondkapje in de winkels.
A
goed
B
fout

Slide 44 - Quizvraag

De afwezigen hadden achteraf spijt dat ze de uitleg van de theorie hadden gemist, want de meeste hadden een onvoldoende voor de toets.
A
goed
B
fout

Slide 45 - Quizvraag

Tijd over: dictee over probleemwoorden
Maak zelfstandig de quayntoets
De voortgangstoets wordt ook in quayn afgenomen.

Succes met leren!

Slide 46 - Tekstslide