Werkwoorden Lowan Eten en Drinken

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00
1 / 62
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 62 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Werkwoorden

Lowan Eten en Drinken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoorden
Ik - jij - hij - zij - wij - jullie- zij 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heet Rosa
Rosa
ik

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik
Jij zit in de klas.
jij

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saïd
Saïd is mijn broer.
Hij is mijn broer.
Saïd loopt naar de supermarkt. 
Hij loopt naar de supermarkt.
ik
hij
jij

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rosa + Lisa
Lisa is mijn zus.
Zij is mijn zus.
Lisa zit op de grond.
Zij zit op de grond.
ik
hij
zij
jij

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rosa + Lisa
Ik ben Rosa. 
Lisa is mijn zus. 
Rosa en Lisa zitten op de grond
Wij zitten op de grond 
ik
hij
zij
wij
jij

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij + jij + jij maken deze les.
Jullie maken deze les. 
ik
hij
zij
wij
jullie
jij

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Papa en mama staan daar.
Zij staan daar. 
ik
hij
zij
wij
jullie
jij
zij

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zetten
drinken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zetten

ik zet
jij zet
hij zet
zij zet
wij zetten
jullie zetten
zij zetten
drinken

ik drink
jij drinkt
hij drinkt
zij drinkt
wij drinken
jullie drinken
zij drinken

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geven
doen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geven

ik geef
jij geeft
hij geeft
zij geeft
wij geven
jullie geven
zij geven
doen

ik doe
jij doet
hij doet
zij doet
wij doen
jullie doen
zij doen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leggen
roeren

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leggen

ik leg
jij legt
hij legt
zij legt
wij leggen
jullie leggen
zij leggen
roeren

ik roer
jij roert
hij roert
zij roert
wij roeren
jullie roeren
zij roeren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eten
snijden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eten

ik eet
jij eet
hij ?
zij ?
wij ?
jullie eten
zij eten
snijden

ik snijd
jij snijdt
hij ?
zij ?
wij snijden
jullie ?
zij snijden

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koken
schenken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koken

ik kook
jij kookt
hij ?
zij kookt
wij ?
jullie koken
zij koken
schenken

ik ?
jij schenkt
hij schenkt
zij ?
wij schenken
jullie schenken
zij ?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GAB maandag 13 mei
  • Herhalen: werkwoorden eten en drinken.
  • Oefenen met werkwoorden eten en drinken.
  • Zelfstandig werken: werkbladen/
  • Oefenen met dobbelstenen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

?
?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

?
?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

?
?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

?
?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

?
?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geven
leggen
drinken
eten
roeren
snijden
koken
schenken

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de goede woorden.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik
A
zet
B
zetten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik
A
doen
B
doe

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik
A
legt
B
leg

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik
A
roer
B
roert

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jij
A
drinkt
B
drink

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jij
A
geven
B
geeft

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jij
A
snijdt
B
snijd

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jij
A
doet
B
doe

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hij
A
eten
B
eet

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hij
A
kook
B
kookt

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wij
A
roeren
B
roer

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wij
A
drink
B
drinken

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

jullie
A
zetten
B
zet

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht bij de spinner:

Noem de juiste vorm van het werkwoord!
Docent noemt:
ik of jij, hij, zij, wij, jullie, zij.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drinken is het hele werkwoord.

Drink is de ik-vorm
  • ik     ik- vorm           drink
  • jij     ik-vorm + t      drinkt  ..
  • drink  jij/je
  • u     ik-vorm+t         drinkt
  • hij   ik-vorm+ t        drinkt
  • zij   ik-vorm+ t         drinkt
  • wij     hele werkwoord       drinken
  • jullie hele werkwoord       drinken
  • zij      hele werkwoord       drinken

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 WORDEN
de stam van een werkwoord = werkwoord -en

Ik.          stam                            snijd
jij.          stam + t.                      snijdt
Hij/zij.   stam + t.                     snijdt
---------------------------------------------------------------------------
Wij.       hele werkwoord.      snijden
Jullie.   hele werkwoord.       snijden
Zij.        hele werkwoord.      snijden

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
hij drinket
B
hij drinken
C
hij drinkt
D
hij drink

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
jij drinken
B
jij drinkt
C
jij drink
D
jij drinket

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
wij eet
B
wij eten
C
wij etent

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
jullie koken
B
jullie kookt
C
jullie kook
D
jullie kokent

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
zij luisteren
B
zij luisterren
C
zij luister
D
zij lustert

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
Maria typen
B
Maria typ
C
Maria typt
D
Maria typpt

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
De mannen begrijppen
B
De mannen begrijp
C
De mannen begrijpt
D
De mannen begrijpen

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
Luisteren u?
B
Luister u?
C
Luistert u?
D
Luisttert u?

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
ik begrijp
B
ik begrijpen
C
ik begrijpt
D
ik begrijppt

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord drinken
drinkt
drinken
drink
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 56 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord leggen
legt
leggen
leg
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 57 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord koken
kookt
koken
kook
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 58 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord eten
eet
eten
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 59 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord koken
kookt
koken
kook
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 60 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord snijden
snijdt
snijden
snijd
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 61 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord roeren
roert
roeren
roer
ik
jij
hij/zij
wij
jullie
zij

Slide 62 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies