auditieve analyse en auditieve synthese 2

praten en luisteren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2BasisschoolGroep 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

praten en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoor je?
b/oo/m                   m/e/s
v/o/g/e/l                 t/a/f/e/l

Hak de woorden:
kat
olifant
rond
vlinder
geld

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoor je?
A
fatel
B
tafel

Slide 3 - Quizvraag

tafel
Welk woord hoor je?
A
boom
B
boos

Slide 4 - Quizvraag

boom
Welk woord hoor je?
A
vlinder
B
valinder

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoor je?
A
olifant
B
olieverf

Slide 6 - Quizvraag

olifant
Welk woord hoor je?
A
geeft
B
geld

Slide 7 - Quizvraag

geld
Welk woord hoor je?
A
mogen
B
vogel

Slide 8 - Quizvraag

vogel
Welk verschil hoor je?
boom - boon 
best - beste
keuken - koken
brood - boord 
zak - pak
drop - dorp
hak - hok

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk verschil hoor je?
A
aa - ee
B
r en m omgedraaid

Slide 10 - Quizvraag

raam - maar
Welk verschil hoor je?
A
t en te
B
b en p

Slide 11 - Quizvraag

best - beste
Welk verschil hoor je?
A
o - a
B
o - oe

Slide 12 - Quizvraag

koken - koeken
Welk verschil hoor je?
A
aa- oo
B
b - p

Slide 13 - Quizvraag

baard - paard
Welk verschil hoor je?
A
a - i
B
t en p

Slide 14 - Quizvraag

dat dit
Welk verschil hoor je?
A
oo- aa
B
h - b

Slide 15 - Quizvraag

hoor haar
Hoeveel woorden hoor je?
Wij zitten in de klas.
5 woorden

Morgenavond gaan wij naar de bioscoop.
6 woorden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel woorden hoor je?
A
4
B
6

Slide 17 - Quizvraag

Het is bijna vakantie.
Hoeveel woorden hoor je?
A
6
B
8

Slide 18 - Quizvraag

De auto rijdt op de weg.
Hoeveel woorden hoor je?
A
5
B
7

Slide 19 - Quizvraag

Het meisje drinkt uit een blauw glas.
Hoeveel woorden hoor je?
A
8
B
10

Slide 20 - Quizvraag

De jongen haalt ijsjes uit de supermarkt in het dorp.