LE 20 Quizzen voor de toets

De toets 17-01  3.32
Dinsdag 17januari. Opgeladen laptop mee. Check thuis of je nog weet hoe je in Iqualify komt! 
12.30-13.30 deze groep blijft zitten tot 13.30 
Guiomara, Djinks, Anouk, Hanae, Gloria, Aaishah, Jenabel, Aiman, Angel, Noelle, Chassity, Linda, Mohamad, Sylvana
13.30-14.30
Paulinna, Rochella, Santricia, Donna, Fatima, Migalsio, Lisani, Merre, Taniqua, Gifineley, Lakisha, Scott, Neda

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De toets 17-01  3.32
Dinsdag 17januari. Opgeladen laptop mee. Check thuis of je nog weet hoe je in Iqualify komt! 
12.30-13.30 deze groep blijft zitten tot 13.30 
Guiomara, Djinks, Anouk, Hanae, Gloria, Aaishah, Jenabel, Aiman, Angel, Noelle, Chassity, Linda, Mohamad, Sylvana
13.30-14.30
Paulinna, Rochella, Santricia, Donna, Fatima, Migalsio, Lisani, Merre, Taniqua, Gifineley, Lakisha, Scott, Neda

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke medicatie wordt er gegeven bij acute verwardheid?
A
Morfine
B
Haloperidol
C
furosamine
D
MAO remmer

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Depressie en dementie lijken soms erg op elkaar. Weinig interesse in zelfzorg, schuldgevoel en......zijn verschijnselen van depressie
A
praat veel over vergeetachtigheid
B
apraktisch in zelfzorg
C
maakt taalfouten
D
gebruikt voorwerpen op de verkeerde manier

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk symptoom hoort er bij schizofrenie?
A
depressie
B
rouw
C
psychose
D
gedragstoornissen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke symptomen kenmerken een postpartum depressie
A
steeds maar praten over de bevalling
B
niemand bij de baby in de buurt laten komen
C
Overmatig veel de huisarts bezoeken voor de baby
D
niet willen slapen en eten

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een biologische behandeling richt zich op?
A
Stoornis in de hersenfunctie
B
aangeleerd gedrag te veranderen
C
de leefomstandigheden van de persoon
D
de juiste medicatie dosering

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn gradaties in bewustzijn. Wanneer je iemand alleen met heel hard roepen wakker krijgt noemen we dat?
A
subcoma
B
sopor
C
coma
D
normaal bewustzijn

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wanneer spreken we van desoriëntatie?

Slide 8 - Open vraag

Van desoriëntatie is sprake als je niet meer het vermogen hebt om jezelf te plaatsen in de tijd, plaats en je eigen persoon. Wees als zorgverlener altijd alert of hier geen somatische aandoening aan ten grondslag ligt, zoals beginnende dementie.
Geef een voorbeeld van een illusie

Slide 9 - Open vraag

Een illusie is een verkeerde uitleg van zintuigelijke waarnemingen die je nog wel zelf kunt herstellen en dus als niet waar worden beleefd. Heeft daarom ook een groot verband met ons denken en dan specifiek verwachtingen, je verwacht bijvoorbeeld in de nacht enge dingen mee te maken
Je waarneming met je denken wordt als echt beleefd en is niet meer corrigeerbaar
A
illusie
B
waan
C
Hallucinatie
D
verstoord denken

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van sterk verdrietig naar heel erg opgewekt noemen we
A
affectlabiliteit
B
anhedonie
C
euforie
D
bipolair

Slide 11 - Quizvraag

Affectlabiliteit zijn sterke stemmingsschommelingen.
Anhedonie is algeheel interesseverlies en geen plezier beleven.
Euforie is het tegenovergestelde van anhedonie.
Waar zijn mensen met autisme bij gebaat
A
Veel verschillend eten
B
zachte kleuren
C
voorspelbare omgeving
D
harde muziek

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je moeite hebt met je inleven in een ander dan zou je ......kunnen hebben
A
autisme spectrumstoornis
B
dyslexie
C
depressie
D
narcisme

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 5 groepen medicatie voor de psychiatrie. Psychostimulantie, Anxiolytica, stemmingsstabilisatoren, antidepressiva en?
A
antipsychotica
B
antiemetica
C
antibiotica
D
antidiuretica

Slide 14 - Quizvraag

1. Antipsychotica: bij psychoses, delieren en manieën.
2. Antidepressiva: bij depressies, angststoornissen, boulimia nervosa en somatoforme stoornissen.
3. Stemmingsstabilisatoren: bipolaire stoornissen.
4. Anxiolytica: onthoudingstherapieën en delieren, angststoornissen en slaapstoornissen.
5. Psychostimulantia: bij ADHD
Een depressieve stoornis door drugsgebruik kan ....
A
intern
B
eodogeen
C
exogeen
D
extern

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden moet je kennen?
agitatie, perseveratie, acathesie, apraxie, dystonie, parkinsonisme, afasie, neologisme
Psychologische, biologische en sociale behandeling
gevoel, stemming, emotie, affectlabiliteit, anhedonie, euforie
volgorde van behandeling stemmingsstoornissen (wat is minst zwaar- wat is zwaarst) 
Dysthyme stoornis, hypomanie, waan, manisch, katatone, schemer, automutulatie, copinggedrag,

Slide 16 - Tekstslide

Je vangt aan met psycho-educatie. Je legt uit wat de symptomen zijn en stimuleert de zorgvrager actief te blijven.
Bij cognitieve therapie ga je aan de slag met de denkpatronen van de zorgvrager om die om te buigen naar helpende, positieve waarnemingen en gedachten.
SSRI zijn tweede generatie anti-depressiva die pas vanaf een ernstig stadium van depressie voorgeschreven mogen worden.
TCA zijn klassieke of eerste generatie antidepressiva die gevaarlijk zijn, met name omdat een patiënt hier een succesvolle suïcide mee kan plegen.
MAO-remmers oftewel monoamine-oxidaseremmers kunnen dodelijk zijn in combinatie met het eten van schimmels, zoals bier, Franse kaas en sojasaus.
ECT oftewel elektroshocktherapie mag pas volgens de richtlijnen ingezet worden als alle voorafgaande behandelingen geen effect hebben gehad. Zorgvragers volgen hierbij onder narcose een kuur van twee wekelijkse stroomstoten door het hoofd die gecontroleerde insulten moeten opwekken. Hoe dit genezend werkt, is onduidelijk.

Een van de hoofdkenmerken van een depressieve-stemmingsstoornis is een ernstig sombere stemming. Daarnaast kan de zorgvrager last hebben van besluiteloosheid, verminderde eetlust, verminderde interesse in de omgeving en gedachte aan zelfdoding. Grootheidswanen en euforie passen bij (hypo)manie, bizarre gevoelshallucinaties passen bij schizofrenie.

Cluster A wordt het vreemde, excentrieke cluster genoemd en bestaat uit drie persoonlijkheidsstoornissen:
paranoïde persoonlijkheidsstoornis,
schizoïde persoonlijkheidsstoornis,
schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
Mensen met deze stoornis hebben weinig contact met anderen en leven vaak geïsoleerd. Zij zijn niet snel geneigd om psychische hulp te zoeken.
Cluster B wordt het dramatische, emotionele, impulsieve cluster genoemd en bestaat uit vier persoonlijkheidsstoornissen:
borderline persoonlijkheidsstoornis,
antisociale persoonlijkheidsstoornis,
narcistische persoonlijkheidsstoornis,
histrionische persoonlijkheidsstoornis,
Mensen met een stoornis uit cluster B hebben veelal moeite met het beheersen van hun impulsen en emoties. Ze zijn vaak impulsief, streven naar snelle behoeftebevrediging en zijn slecht in het onderhouden van (stabiele) relaties. Omdat zij weinig of geen rekening houden met hun eigen veiligheid en die van anderen, kan hun gedrag negatieve reacties oproepen bij de sociale omgeving.
Cluster C wordt ook wel het angstige cluster genoemd en bestaat uit drie persoonlijkheidsstoornissen:
afhankelijke persoonlijkheidsstoornis,
ontwijkende persoonlijkheidsstoornis,
dwangmatige persoonlijkheidsstoornis.
Mensen met deze stoornissen hebben last van sociale vermijding, dwangmatig handelen en onzelfstandigheid. Ze kunnen zich vaak beter aanpassen aan de eisen van het dagelijkse leven dan mensen met cluster A en B stoornissen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies