Gentiaan 2 TL week 4

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programm
Rückblick
    Lernziele
    Themen Zugspitze

    Aufgaben

    Toets 25 januari






        Slide 3 - Tekstslide

        Rückblick
        Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?


        Slide 4 - Tekstslide

        Lernziele 2TL
        Ik gebruik de verschillende lidwoorden voor mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en meervoud.
        Ik kan informatie over mijzelf schrijven
        Ik weet wat ik moet leren voor de toets

        Slide 5 - Tekstslide

        Der, die und das
        De lidwoorden in het Nederlands:
        de en het

        worden in het Duits aangegeven met:

        der, die und das


        Slide 6 - Tekstslide

        Geslacht: der, die of das? 

        Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
        mannelijk: der 
        vrouwelijk: die 
        onzijdig: das

        Slide 7 - Tekstslide

        mannelijk = der
        dieren van het mannelijke geslacht 
        • bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 

        de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
        • bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

        Slide 8 - Tekstslide

        vrouwelijk = die
        dieren/personen van het vrouwelijk geslacht 
        • bijv. die Kuh = de koe, die Lehrerin = de lerares

        woorden, die eindigen op: 
        • -schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 

        De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, dus die


        Slide 9 - Tekstslide

        onzijdig = das
        hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden 
        • bijv. das Hoffen, das Denken, das Essen, das Lesen

        woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
        • bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 

        De meeste woorden waar je "het" voor staat, zijn in het Duits das

        Slide 10 - Tekstslide

        ein      /   eine     /   ein     /     -
        ... Mann
        ... Vater
        ... Stier
        ... Lehrer
        .... Polizist
        ... Frau
        ... Mutter
        ... Kuh
        ... Lehrerin
        .... Polizistin
        ... Kind
        ... Mädchen
        ... Herz
        ... Baby
        .... Handy
        ... Kinder
        ... Mädchen
        ... Herzen
        ... Männer
        .... Handys

        Slide 11 - Tekstslide

        De uitgangen van ein en kein
        is het woord m / v / o / mv?
        • m -> ein
        • v -> eine
        • 0 -> ein
        • mv -> -

        Slide 12 - Tekstslide

        ein/eine of kein/keine?

        Slide 13 - Tekstslide

        Jonas ist ein / eine Kind.
        A
        ein
        B
        eine

        Slide 14 - Quizvraag

        Schalkhaar ist ein / eine Dorf
        A
        ein
        B
        eine

        Slide 15 - Quizvraag

        Jan und Max sind ........ Freunde.
        A
        ein
        B
        -
        C
        eine

        Slide 16 - Quizvraag

        Seid ihr ....... Kinder?
        A
        ein
        B
        eine
        C
        -

        Slide 17 - Quizvraag

        der      /   die     /   das     /     die
        ... Mann
        ... Vater
        ... Stier
        ... Lehrer
        .... Polizist
        ... Frau
        ... Mutter
        ... Kuh
        ... Lehrerin
        .... Polizistin
        ... Kind
        ... Mädchen
        ... Herz
        ... Baby
        .... Handy
        ... Kinder
        ... Mädchen
        ... Herzen
        ... Männer
        .... Handy

        Slide 18 - Tekstslide

        Aufgaben Schritt 16
        Aufgabe 1
        Aufgabe 2
        Aufgabe 3
        Aufgabe 4
        Aufgabe 5
        Checken

        Slide 19 - Tekstslide

        Werkwoorden
        Stam maken = hele werkwoord -en

        machen
        spielen
        wohnen
        lieben
        rennen
        i
        d
        e
        w
        i
        s

        e
        st
        t
        en
        t
        en

        Slide 20 - Tekstslide