Leesvaardigheid oriënteren 2

Compréhension de lecture


leesvaardigheid oefenen voor de pww in juni

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Compréhension de lecture


leesvaardigheid oefenen voor de pww in juni

Slide 1 - Tekstslide

1. Belangrijk: de vraagwoorden (i.v.m. de vragen die je moet beantwoord)
Noem Franse vraagwoorden die je kent:

Slide 2 - Open vraag

Est-ce que                      

Qu'est-ce que               

Qui                                      

Comment                        

Pourquoi                          

Combien de                   

Quand                               

Quel(le)(s)                        

Où                                       

...

Wat

Wie

Hoe

Waarom

Hoeveel

Wanneer

Welk(e)

Waar

Slide 3 - Tekstslide

Woorden raden

Vaak kun je de betekenis van een woord ook al raden, doordat je bijvoorbeeld een gedeelte van een woord al kent:


p.ex. sousligné

sous = onder en ligne = een lijn --> onderstreept


Slide 4 - Tekstslide

en marchant
A
lopen
B
lopend
C
marcheren
D
marcherend

Slide 5 - Quizvraag

trentaine
A
training
B
trend
C
dertigtal
D
transpiratie

Slide 6 - Quizvraag

changement
A
veranderen
B
zingend
C
zangstuk
D
verandering

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vind je de hoofdgedachte van de tekst?


1. Globaal lezen

2. Kijk naar de titel, inleiding of plaatjes

3. Geef antwoord op de vraag

Wie?

Wat?

Waarom?

Slide 8 - Tekstslide

Wat weten we?

C'est qui?


Qu'est-ce qu'il a fait?


Pourquoi?

Slide 9 - Tekstslide

Eerste vraag vaak over hoofdgedachte

Deze vraag kun je al beantwoorden door enkel naar de inleiding en de titel te kijken


We weten dat hij een jonge kok is die een boek heeft uitgebracht


Slide 10 - Tekstslide


A
Il adorait les jupes
B
Il était très seul
C
Il mangeait beaucoup de pain
D
Il s'intéressait à faire la cuisine

Slide 11 - Quizvraag

Belangrijk en tijdbesparend !

1. Je hoeft niet ieder woord te begrijpen, probeer zelf goed te kijken wat wel/niet van belang is

2. Durf soms woorden te raden

3. Teksten waar je maar weinig vragen (bijvoorbeeld 1/2) over krijgt hoef je niet helemaal van A tot Z te lezen


Slide 12 - Tekstslide

S'exercer

On va lire ensemble. Quelques personnes vont lire des parties du texte (die je op een apart blaadje krijgt).

Vous devez répondre les questions par lessonup.

Slide 13 - Tekstslide

De quoi est-ce qu’il s’agit au premier alinéa ?

De l’augmentation du nombre de fillettes qui


A
adorent porter des vêtements de marque
B
redoublent plus d’une fois à l’école
C
ressemblent à de jeunes femmes
D
utilisent leur iPod même en classe

Slide 14 - Quizvraag

Qu’est-ce qu’on peut lire sur la mère de Léa au 2ème alinéa ?
A
Elle a fini par accepter le comportement de sa fille
B
Elle a peur que sa fille veuille suivre un régime
C
Elle est dégoûtée par les coquetteries de sa fille.
D
Elle est fière de la fraîcheur enfantine de sa fille.

Slide 15 - Quizvraag

« Aujourd’hui, on … d’être pubère. » (lignes 48-49)
Comment est-ce que cette phrase se rapporte au passage qui précède au
3ème alinéa ?

A
Elle en donne la cause
B
Elle l’affaiblit.
C
Elle le confirme
D
Elle le contredit.

Slide 16 - Quizvraag

« Des années … arriver là ! » (lignes 60-62)
De quel ton l’auteur s’exprime-t-il dans cette phrase ?
D’un ton

A
admirateur
B
enthousiaste
C
indigné

Slide 17 - Quizvraag

Geef aan wel/niet in overeenstemming met alinea 5
1 Er worden allerlei producten op de markt gebracht die meisjes een
sexy uitstraling geven.
2 Het tijdschrift Vogue heeft reclame gemaakt voor antiverouderingscrèmes
voor kinderen.
3 Steeds meer ouders verzetten zich tegen het feit dat hun jonge
dochters zich uitdagend kleden.

Slide 18 - Open vraag

Choisissez les mots qui manquent à la ligne 97
A
La folie
B
La jalousie
C
La sagesse
D
L'indifférence

Slide 19 - Quizvraag

La fin - faire ex. 7 + 8

Slide 20 - Tekstslide