E3VGa les Duits donderdag 9 juni

Lesinhoud
Hilde inhlen SO K6
1 Maken: Aufgaben 24, 25, 26
2 Uitleg Wechselpräpositionen en maken opdrachten
3 Leestekst
4 Maken luistertoets


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesinhoud
Hilde inhlen SO K6
1 Maken: Aufgaben 24, 25, 26
2 Uitleg Wechselpräpositionen en maken opdrachten
3 Leestekst
4 Maken luistertoets


Slide 1 - Tekstslide

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Sla bij Neue Kontakte blz. 156 open voor een helder overzicht van alle naamvallen

Slide 2 - Tekstslide


KEUZEVOORZETSELS

Weet je nog?
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, gegenüber, entgegen
(hierna komt altijd de 3e naamval (Dativ)

durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
(hierna komt altijd de 4e naamval (Akkusativ)

Slide 3 - Tekstslide

an
 auf
hinter
neben
in
unter
über
 vor
zwischen

aan
op
achter
naast
in/naar
onder
over/boven
voor
tussen

Slide 4 - Tekstslide

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 5 - Quizvraag

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 6 - Quizvraag

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 7 - Quizvraag

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 9 - Tekstslide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 13 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 14 - Quizvraag

Welke vraag/vragen stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 15 - Quizvraag

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer
Ich wohne über dem Geschäft 
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch

Slide 16 - Sleepvraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 17 - Open vraag

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 18 - Open vraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 19 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 20 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 21 - Quizvraag

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 22 - Open vraag

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 23 - Open vraag

Ich spende meinem Bruder 100 Euro.

meinem Bruder =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 24 - Quizvraag

Meine Mutter schenkt der armen Frau Geld.
der armen Frau =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 25 - Quizvraag

Meine Mutter schenkt der armen Frau Geld.
Geld =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 26 - Quizvraag

Meine Mutter schenkt der armen Frau Geld.
Meine Mutter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 27 - Quizvraag

Ich will ______ (mijn vader) sagen, dass er toll ist.
A
meinen Vater
B
mein Vater
C
meinem Vater
D
meine Vater

Slide 28 - Quizvraag