Wiskunde Formules herhaling deel B

Wiskunde formule deel B
Leerdoelen 
- Formules maken bij een grafiek
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wiskunde formule deel B
Leerdoelen 
- Formules maken bij een grafiek

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
- Formules maken
- formules maken bij een grafiek
- Formules maken bij een tabel

Slide 2 - Tekstslide

Formule maken
Stap 1: Variabele verticale as 
Stap 2: = teken 
Stap 3: begingetal 
Stap 4: + of - 
Stap 5: stijg of daalgetal
Stap 6: x variabele horizontale as
hoogte in cm = 10 + 5 x tijd in weken

Slide 3 - Tekstslide

Even oefenen: beantwoord voor jezelf
a. Waar gaat de grafiek hiernaast over?
b. Wat is het begingetal van de grafiek?
c. Hoeveel euro komt er per uur bij?
d. Wat is het stijggetal,
dat bij de grafiek hoort?


 
 









aantal
240









aantal







Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden: 
a. Waar gaat de grafiek hiernaast over? 
    Over de verdiensten van Ralf.
b. Wat is het begingetal van de grafiek? Het begingetal is 5.
c. Hoeveel euro komt er per uur bij? Per uur komt er €3 bij 
d. Wat is het stijggetal, dat bij de grafiek hoort? 
    Stijggetal dat bij de grafiek hoort is 3.


 
 









aantal
240









aantal







Slide 5 - Tekstslide

Formule maken bij de grafiek

Maak de formule bij de grafiek. 

 
 









aantal
240









aantal







hoogte in cm = 30 - 7,5 x tijd in uren

Slide 6 - Tekstslide

Maak de formule bij de grafiek. 
aantal liters = 4000 - 1000 x tijd in uren

Slide 7 - Tekstslide

Maak de formule bij de grafiek. 
gewicht in kg = 0,5 + 0,5 x leeftijd in weken

Slide 8 - Tekstslide

Maak de formule bij de grafiek. 
gewicht in g = 80 + 24 l

Slide 9 - Tekstslide

Zo maak je een formule bij een tabel: 
  1. Begin met de variabele onder in de tabel. Daar zet je een = achter.
  2. Begingetal. Staat onder de 0.
  3. Stijggetal of daalgetal.
    Reken terug naar 1!
  4. Op het eind schrijf je de variabele op die boven in de tabel staat. 
gewicht in kg =
1
gewicht in kg = 105
2

gewicht in kg = 105 - 2

3
gewicht in kg = 105 - 2 x tijd in maanden
4

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de formule op die bij de tabel hoort:

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de formule op die bij de tabel hoort:

Slide 12 - Open vraag

Wat is het
begingetal?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het stijggetal?

Slide 14 - Open vraag

Bereken de kosten voor
a = 12

Slide 15 - Open vraag

De prijzen veranderen. Per km moet je €0,12 meer betalen en het vaste bedrag daalt met €0,15. Wat is de nieuwe formule?

Slide 16 - Open vraag

Gerard reist 12 km. Wat moet hij volgens de nieuwe formule betalen?
ritprijs in € = 0,64 + 0,24 a
a = reisafstand in km

Slide 17 - Open vraag

Welke formule heeft als begingetal 2?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 18 - Quizvraag

Welke formule heeft er als stijggetal 3?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 19 - Quizvraag

Wat staat er onder de 20?
30
27,50
25

Slide 20 - Tekstslide

Maak de formule bij de grafiek. 
gewicht in g = 80 + 24 l

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het begingetal?






 
 









aantal
240









aantal







7,50

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het stijggetal?






 
 









aantal
240









aantal







Stijggetal = 11,50

30,50 - 7,50 = 23      23 : 2 = 11,50

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf de formule op die bij de tabel hoort:






 
 









aantal
240









aantal







inkomsten in € = 7,50 + 11,50 t

Of 

inkomsten in € = 7,50 + 11,50 x tijd in uren

Slide 24 - Tekstslide