Ondernemingsvormen

Ondernemingsvormen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Ondernemingsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wat gaan we doen?
 - Filmpje bekijken
- Groepjes maken
- Opdracht uitvoeren
- Kennisquiz
- Evalueren

Doel: 
Aan het eind van de les kunnen de leerlingen drie ondernemingsvormen benoemen, twee kenmerken per ondernemingsvorm en één voor en nadeel.


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

WHHTUK
Wat: Woordspin maken van een ondernemingsvorm
Hoe: in een groepje
Hulp: Papier, stiften, internet, website
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Een woordspin met daarop: kenmerken, voor en nadelen, hoeveel personen zijn eigenaar van de ondernemingsvorm
Klaar: Vraag de docent wat je nog kan doen

Slide 5 - Tekstslide

Groepjes verdelen + ondernemingsvorm geven

Slide 6 - Tekstslide

Inhoud van woordspin

- kenmerken
- voor en nadelen
- hoeveel personen zijn eigenaar van de ondernemingsvorm
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Uitwisselen

Per persoon 2 minuten om uit de wisselen

Kennis wordt getest doormiddel van een kennisquiz
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen ondernemersvorm
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Eenmansmaatschap
D
Besloten vernootschap

Slide 10 - Quizvraag

Wat past bij een eenmanszaak?
A
Bij een kleine omzet en een kleine nettowinst is het belastingtechnisch de voordeligste ondernemersvorm
B
Bij een kleine omzet en een kleine nettowinst kun je beter niet deze vorm kiezen
C
Je werkt onder een werkgever
D
Je moet een partner hebben om een eenmanszaak te starten

Slide 11 - Quizvraag

Uit hoeveel eigenaren bestaat Vennootschap onder Firma?
A
Uit één eigenaar
B
Maximaal drie eigenaren
C
Uit twee eigenaren of meer

Slide 12 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm is financieel privé niet aansprakelijk?
A
Eensmanszaak
B
BV
C
VOF

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we de eigenaren van een BV?
A
Aandeelhouders
B
Directeurs
C
Investeerders

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voordeel van een eenmanszaak?
A
Je kan snel beslissingen nemen
B
Je krijgt vakantiegeld
C
Je krijgt snel een lening

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvorm heb je hogere starterskosten?
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder Firma
C
Besloten Vennootschap

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn nadelen van een VOF? (twee antwoorden juist)
A
Je kunt geen taken verdelen
B
Je moet een contract opstellen over de verdeling 'werk en winst' om ruzie te voorkomen
C
Profiteren van de inbreng van andere vennoten
D
Afhankelijkheid van een ander

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een BV? (meerdere antwoorden goed)
A
Er wordt gewerkt met aandelen
B
De eigenaren hebben vaak niet de leiding in het bedrijf
C
Een BV is meestal klein bedrijf
D
Bij schulden raken ze ook hun privé vermogen kwijt

Slide 18 - Quizvraag

Kun je later je ondernemingsvorm nog omzetten naar een andere ondernemingsvorm?
A
Nee, dat kan nooit
B
Ja, maar het is wel slim om eerst te onderzoeken of het gunstig voor je is
C
Ja, dat kan, maar dan moet je eerst toestemming vragen aan je klanten
D
Nee, dat kan alleen als je aan strenge eisen voldoet

Slide 19 - Quizvraag

Feedback over de les/presentatie

Slide 20 - Woordweb