3W3 Het spijsverteringsstelsel

3
Het spijsverteringsstelsel
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

3
Het spijsverteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les...
1 Noem je de namen van de spijsverteringsorganen
2 Leg je uit wat vertering is en welke stoffen dit betreft. Ook vertel je de bijbehorende verteringsproducten
3 Vertel je de bouwlagen van het maagdarmkanaal en wat peristaltiek is
4 Noem je de organen die verteringssap maken
5 Noem je de functie van het gebit en de tandformule

Slide 2 - Tekstslide

vertering

Slide 3 - Woordweb

voedingsstof
nodig/dag
jij?
energie
2000 cal
vetten 
70 g
koolhydraten
350 g
eiwitten
50 g
vezels
40 g
zout 
6 g

Slide 4 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Bekijk op blz 148 afbeelding 1
Geef antwoord op de vraag...
  • geef de nummers de juiste naam

Slide 5 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
  • lees 5.1 op bladzijde 149 tot 5.1.2
  • geef antwoord op de vragen:
  • wat maakt dat dit twee groepen zijn (afbeelding hiernaast)?
  • wat is het verschil tussen een voedingsmiddel, voedingsstof en verteringsproduct?
eiwitten

koolhydraten

vetten
vitamines

mineralen

water

Slide 6 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringsstelsel neemt pas producten op als die klein genoeg zijn...
  • grote stoffen moeten klein gemaakt worden
  • dit klein maken heet verteren

Slide 7 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
voedingsstof en verteringsproduct...
  • eiwitten, koolhydraten en vetten moeten dus klein gemaakt worden (verteerd)
  • hun verteringsproduct is klein genoeg om opgenomen te worden door het spijsverteringsstelsel
eiwitten

koolhydraten

vetten
aminozuren

glucose

vetzuren glycerol cholesterol

Slide 8 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
voedingsstof en verteringsproduct...
  • eiwitten, koolhydraten en vetten moeten dus klein gemaakt worden (verteerd)
  • hun verteringsproduct is klein genoeg om opgenomen te worden door het spijsverteringsstelsel
stof
product
functie
eiwitten

koolhydraten

vetten
aminozuren

glucose

vetzuren glycerol cholesterol
bouwstof

brandstof

brand- en bouwstof

Slide 9 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Een enzym is een stof (eiwit) dat de afbraak kan versnellen. Zo gaat de vertering dus sneller.
  • voor elke voedingsstof is er een apart enzym
  • het enzym splitst een stof in een  verteringsproduct

Slide 10 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Enzymen worden gemaakt in spijsverteringsklieren...
  • veel organen in het maagdarmkanaal hebben spijsverteringsklieren
  • elke klier heeft een spiertje zodat de inhoud wordt weggeknepen

Slide 11 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Elke klier maakt...
  • water (W)
  • slijm (S)
  • één of meerdere enzymen (E)
  • aanvullende stoffen (A)
slijmproducerende cellen
S
enzymproducerende cellen
E
cellen, die aanvullende
stoffen maken
A
cellen die water afgeven
W

Slide 12 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Organen met klieren zijn...
1 mond (speeksel of mondsap)
2 maag (maagsap)
3 lever (galsap)
1
2
3

Slide 13 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Organen met klieren zijn...
4 alvleesklier (alvleessap)
5 dunne darm (darmsap)
4
5

Slide 14 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Ons lichaam heeft niet voor alles wat we eten enzymen...
  • voedingsvezels komen onverteerd het lichaam uit
  • deze vezels helpen bij de peristaltiek

Slide 15 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
Het hele maagdarmkanaal is opgebouwd uit een aantal lagen:
  • slijmlaag (geplooid, met spijsverteringsklieren)
  • een dubbele spierlaag (kring- en lengtespieren)
slijmlaag
S
kringspieren
K
lengtespieren
L

Slide 16 - Tekstslide

5.1 Het spijsverteringsstelsel
De dubbele spierlaag zorgt ervoor dat het voedsel...
  • één kant op gaat
  • goed gekneed wordt met verteringssappen
  • deze golfachtige beweging heet peristaltiek.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

5.2 Het gebit
Het gebit bestaat uit elementen, de tanden en kiezen.
  • tanden hebben één wortel en zijn om te bijten en scheuren
  • kiezen hebben meerdere wortels en zijn om te pletten en malen

Slide 19 - Tekstslide

5.2 Het gebit
Een tand of kies is opgebouwd uit:
  • een kroon, het zichtbare deel
  • een wortel, die in de kaak zit
kroon
K
wortel
W

Slide 20 - Tekstslide

5.2 Het gebit
Een tand of kies is opgebouwd uit:
  • de kroon, bestaat uit hard glazuur
  • onder de kroon zit het tandbeen, bedekt met een laag cement
  • het cement geeft houvast in het tandvlees
glazuur
G
cement
C
tandbeen met cement omgeven
B

Slide 21 - Tekstslide

5.2 Het gebit
Een tand of kies is opgebouwd uit:
  • het mergdeel van het tandbeen is hol, de tandholte, waar bloedvaten en zenuwen zitten
  • bloedvaten en zenuwen verlaten de tand of kies via het wortelkanaal
tandholte
H
wortelkanaal
W

Slide 22 - Tekstslide

5.2 Het gebit
Bij een volwassen gebit heeft elk kwadrant...
  • 2 snijtanden
  • 1 hoektand
  • 5 kiezen
2
1
5

Slide 23 - Tekstslide

Na deze les...
1 Noem je de namen van de spijsverteringsorganen
2 Leg je uit wat vertering is en welke stoffen dit betreft. Ook vertel je de bijbehorende verteringsproducten
3 Vertel je de bouwlagen van het maagdarmkanaal en wat peristaltiek is
4 Noem je de organen die verteringssap maken
5 Noem je de functie van het gebit en de tandformule

Slide 24 - Tekstslide

Na deze les...
1 noem je de organen van borst-, buik en bekkenholte

2 leg je uit welke oorzaak een aandoening kan hebben

3 leg je uit hoe groei en ontwikkeling plaatsvinden
1 Noem je de namen van de spijsverteringsorganen
2 Leg je uit wat vertering is en welke stoffen dit betreft. Ook vertel je de bijbehorende verteringsproducten
3 Vertel je de bouwlagen van het maagdarmkanaal en wat peristaltiek is
4 Noem je de organen die verteringssap maken
5 Noem je de functie van het gebit en de tandformule

Slide 25 - Tekstslide

zelf maken
H5 Het spijsverteringsstelsel
  • Opdracht 1 t/m 5

Slide 26 - Tekstslide