Verhoudingen 3F les 1

Domein Verhoudingen 
Verhoudingen herkennen

Maar eerst even dit;
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Domein Verhoudingen 
Verhoudingen herkennen

Maar eerst even dit;

Slide 1 - Tekstslide

Nulmetingen en instaptoetsen

Resultaten tellen niet mee!

Slide 2 - Tekstslide

Rondleiding Rekenblokken

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt situaties herkennen met verhoudingen, ook als deel van een deel, en je kunt verhoudingentaal herkennen en gebruiken.
  • Je kunt situaties herkennen met driedelige verhoudingen.
  • Je kunt tweedelige en driedelige verhoudingen vergelijken met elkaar, ook in formele notatie.

Slide 5 - Tekstslide

Een verhouding beschrijft de relatie tussen een deel en het geheel, of tussen 2 verschillende delen. Verhoudingen kom je overal tegen. 
Bijvoorbeeld bij:
  • recepten: 200 gram per taart
  • plattegronden en kaarten: schaal, 1 : 400.000 (in het echt is alles 400.000x zo groot)
  • korting: '2 halen, 1 betalen', kortingspercentage
  • mengen: zoveelste deel van het een, zoveelste deel van het ander (verdunnen = VPR!)
  • Bij het beschrijven van een verhouding maak je vaak gebruik van staat tot.
Voorbeeld: 1 : 3 → 1 staat tot 3

Slide 6 - Tekstslide

"Staat tot"
Een verhouding tussen twee of meer grootheden geeft aan in welke mate de ene grootheid tot de andere staat.



Slide 7 - Tekstslide

De verhouding tussen het aantal koekjes dat je kunt bakken en het aantal gram bloem dat je nodig hebt is 2 staat tot 35. Wat betekent dat?
A
met 2 gram kan je 35 koeken bakken
B
2/35 dus 0,057
C
ieder koek weegt 35 gram
D
voor 2 koeken heb je 35 gr bloem nodig

Slide 8 - Quizvraag

De verhouding koekjes dat je kunt bakken en het aantal gram bloem dat je nodig hebt is 2 staat tot 35. Hoeveel gram bloem heb je nodig voor 10 koekjes?
A
175 gram
B
55 gram
C
geen idee
D
17,5 gram

Slide 9 - Quizvraag

Verschil van de / op de / op
... van de ... een deel/aantal van de gehele groep
Voorbeeld: 4 van de 10 deelnemers gaan door naar de finale (10 deelnemers in totaal)

... op de ... geeft een verhouding weer die geldt voor de hele groep.
Voorbeeld:  1 op de 4 weggebruikers heeft last van rijangst (25% van de weggebruikers)

... op ... verhouding tussen delen (vaak bij vloeistof) of verhouding bij verschillende grootheden (bijvoorbeeld bij brandstofgebruik)
Voorbeeld: 1 deel siroop op 4 delen water (5 delen in totaal)
1  op 25 (verbruik benzine)




Slide 10 - Tekstslide

Deel van deel
Binnen een verhouding kun je nog een andere verhouding hebben: een deel van een deel (van een deel).

Voorbeeld: 2 van de 6 bezoekers van het festival is vrouw. De helft daarvan is jonger dan 20 jaar. Dus 1 van de 6 bezoekers is een vrouw jonger dan 20 jaar. 
Daarvan de helft blijft langer dan een dag; 
dus 1 van de 12 bezoekers is een vrouw, 
jonger dan 20 jaar die langer dan een dag blijft.



Slide 11 - Tekstslide

Nog meer verhoudingen 
Basisschool het Kompas heeft 90 leerlingen in groep 4. 
5 van de 6 leerlingen in groep 4 heeft al een zwemdiploma. 
 
Hoeveel leerlingen in groep 4 hebben nog geen zwemdiploma? 

Slide 12 - Tekstslide

Basisschool het Kompas heeft 90 leerlingen in groep 4.
5 van de 6 leerlingen in groep 4 heeft al een zwemdiploma.
Hoeveel leerlingen in groep 4 hebben nog geen zwemdiploma?

A
9
B
75
C
81
D
15

Slide 13 - Quizvraag

1 op de 5 van alle koeien op de wereld leeft in India.
Er zijn 200 miljoen koeien in India.
Hoeveel koeien zijn er in totaal op de wereld?
A
100 miljoen
B
40 miljoen
C
1 000 miljoen
D
geen idee

Slide 14 - Quizvraag

Verdelingen 
De verhouding vrouwen : mannen bij de opleiding communicatie is 5 : 1. 
1.200 vrouwen doen de opleiding communicatie. 
 
Hoeveel mannen doen de opleiding communicatie?

Slide 15 - Tekstslide

Driedelige verhoudingen
Een verhouding kan in plaats van twee ook uit drie getallen bestaan.
Een muur is onderverdeeld in drie stroken met elk een eigen kleur: roze, paars en blauw. De breedtes van de stroken staan tot elkaar in de verhouding 1 : 2 : 5.
Het totaal aantal delen van de muur is 1 + 2 + 5 = 8 dus;

1 van de 8 delen is roze ( deel van de muur).
2 van de 8 delen zijn paars ( deel van de muur).
5 van de 8 delen zijn blauw ( deel van de muur).

Slide 16 - Tekstslide

Met breuken
In een schaal zitten rode, gele en blauwe kauwgomballen. 1/2 deel van de kauwgomballen is rood, 1/3 is geel en de rest is blauw.
Wat is de verhouding tussen rode, gele en blauwe kauwgomballen?



Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking
Rood : Geel : Blauw
1/2 : 1/3 : 1/6  =
x2
1 : 2/3 : 2/6  =
x3
3 : 6/3 : 6/6 = 

3 : 2 : 1

Slide 18 - Tekstslide

Lekker!
Helen maakt een aardbeienmilkshake. 
De verhouding melk : roomijs : aardbeiensap is 2 : 3 : 1
Ze gebruikt 150 ml roomijs. 
 
Hoeveel milliliter milkshake maakt Helen?

Slide 19 - Tekstslide

Uitwerking 1
De verhouding melk : roomijs : aardbeiensap is 2 : 3 : 1
Ze gebruikt 150 ml roomijs. 
Om dit te berekenen kun je dit in een tabel zetten!
Melk
2
Roomijs
3
150ml
Aardeiensap
1
Totaal

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking 2
De verhouding melk : roomijs : aardbeiensap is 2 : 3 : 1
Ze gebruikt 150 ml roomijs. 
Rekenen met delen;
3 delen staat gelijk aan 150ml roomijs, dus 1 deel staat gelijk aan 50 ml. 
Er zijn in totaal 2 + 3 + 1 = 6 delen.
Er wordt dan dus 6 x 50 ml = 300ml gemaakt. 

Slide 21 - Tekstslide

Verhoudingen vergelijken
Als je een vergelijking maakt, kun je dat op twee manieren doen.
Je kijkt naar wat het meest of minst is (absoluut) of je vergelijkt het naar verhouding (verhoudingsgewijs).

Slide 22 - Tekstslide

Verhoudingen vergelijken
Als je een vergelijking maakt, kun je dat op twee manieren doen.
Je kijkt naar wat het meest of minst is (absoluut) of je vergelijkt het naar verhouding (verhoudingsgewijs).

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Maken:
N4 Domein Verhoudingen
§ 1.0 Startles (mag met rekenmachine)
§ 1.1 Verhoudingen herkennen


Slide 25 - Tekstslide