Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
toets MV
Wat verstaan we onder uitscheiding?
A
afvoeren van afvalstoffen via darmen, blaas en de huid
B
afvoeren van afvalstoffen via het bloed, blaas en darmen
C
invoeren van uirine en ontlasting
D
invoeren van drank en voedsel
1 / 30
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Verzorging
MBO
Studiejaar 3
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wat verstaan we onder uitscheiding?
A
afvoeren van afvalstoffen via darmen, blaas en de huid
B
afvoeren van afvalstoffen via het bloed, blaas en darmen
C
invoeren van uirine en ontlasting
D
invoeren van drank en voedsel
Slide 1 - Quizvraag
wat is de functie van uitscheidingsorganen
A
overbodige stoffen in de lymfe worden opgenomen
B
Enzymen en andere stoffen uit het lichaam verwijderd worden.
C
enzymen en andere stoffen in het bloed worden opgenomen
D
schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam verwijderd worden.
Slide 2 - Quizvraag
Tekst
Tekst
Darmen
Longen
lever
Huid
vaste
afvalstoffen
water en
koolzuurgas
galkleur-stoffen
water en zouten
Slide 3 - Sleepvraag
Zweet, menstruatie zijn ook vormen van uitscheiding
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
in welk deel van de longen vind de gasuitwisseling plaats?
A
trachea
B
longblaasjes
C
mond
D
neus
Slide 5 - Quizvraag
waar wordt het restproduct urine geproduceerd?
A
blaas
B
urether (urineleiders)
C
Nieren
D
Urethra (urinebuis)
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste functie van de nieren?
A
Filteren van urine
B
filteren van het bloed
C
filteren van ontlasting
D
filteren van ademgassen
Slide 7 - Quizvraag
Waar wordt de urine verzamenld voor dat het naar de blaas afloopt?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken
D
Urethra (urenebuis)
Slide 8 - Quizvraag
een blaas heeft 2 kringspieren
A
inwendig onwillekeurig en uitwendig willekeurig
B
inwendige willekeurig en uitwendig onwillekeurig
C
beide inwendig
D
beide uitwendig
Slide 9 - Quizvraag
wanneer de blaas "vol" is heeft men plm …….. ml in de blaas
A
250 ml
B
500 ml
C
900 ml
D
350 ml
Slide 10 - Quizvraag
noem de 6 punten bij het observeren van urine
Slide 11 - Open vraag
frequentie
kleur
helderheid
Geur
kan verhoogd zijn polyuri
helder lichtgeel
troebel
zoetig of aceton
Slide 12 - Sleepvraag
iemand met anurie heeft:
A
urineproductie is minder dan 500 ml per 24 uur.
B
urineproductie is meer dan 2 liter per 24 uur.
C
urineproductie is minder dan 50 ml per 24 uur.
D
urineproductie neemt toe in de nacht.
Slide 13 - Quizvraag
wat betekend een urine residu?
A
zorgvrager kan niet plassen
B
zorgvrager plast zijn blaas goed leeg
C
zorgvrager plast elk uur
D
zorgvrager wel kan plassen, maar het lukt niet om de blaas goed leeg te plassen.
Slide 14 - Quizvraag
A
Slide 15 - Quizvraag
Noem 6 punten waar je ontlasting op kan observeren
Slide 16 - Open vraag
wanneer de ontlasting een stopverf kleur heeft is er een afwijking in de?
A
Darm
B
Galwegen
C
alvleesklier
D
maag
Slide 17 - Quizvraag
Glaucoom is een?
A
aandoening aan de oogzenuw
B
aandoening aan het gehoor
C
aandoening aan de lens
D
aandoening aan het trommelvlies
Slide 18 - Quizvraag
hoeveel van de ouderen heeft kans op cataract/ (staar)
A
nihil, komt bijna nooit voor
B
25% komt weinig voor
C
de helft van de ouder heeft een vorm van staar
Slide 19 - Quizvraag
wat is een eksteroog
A
een eeltplek die door continue druk als een punt naar buiten groeit
B
een eeltplek die door continue druk als een punt naar binnen groeit
C
schimmelplekje onder de teennagel
D
schimmel op de punten van de grote tenen
Slide 20 - Quizvraag
Ouderdomsvlekken zijn onschuldig en zijn een cosmetisch probleem!
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
ouderdomswratten zijn bruin grijs en heel besmettelijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Plaveiselcelcarcinoom kan
A
wel uitzaaien
B
niet uitzaaien
Slide 23 - Quizvraag
wat is de definitie bij Dementie
Slide 24 - Open vraag
Alzheimer komt door?
A
eiwit ophoping
B
hemoglobine ophoping
C
uitzetten van hersencellen
D
eiwit tekort in de hersenschors
Slide 25 - Quizvraag
vasculaire dementie is?
A
stoornissen van de doorbloeding in de hartvaten
B
stoornissen van de doorbloeding in de longen
C
stoornissen van de doorbloeding in de hersenen
D
stoornissen van de doorbloeding in de ogen
Slide 26 - Quizvraag
wat betekend FTD
A
Frictie temporaal Dementie
B
Fronto temporaal Dementie
C
Fronto Taxi Dementie
D
Front Temporaal Dampen
Slide 27 - Quizvraag
Bij FTD is de volgende kenmerk opvallend
A
gedragsverandering
B
sneller geheugenverlies
C
vaker hallucinaties
D
tremoren
Slide 28 - Quizvraag
Een zorgvrager die bloot over de gang loopt heeft?
A
Agnosie
B
afasie
C
apraxie
D
decorumverlies
Slide 29 - Quizvraag
Afasie
Apraxie
Agnosie
decorum
verlies
Taal stoornis
Handeling niet meer kunnen uitvoeren
dingen niet kunnen herkennen via zintuigen
verlies van normen en waarden
Slide 30 - Sleepvraag
Meer lessen zoals deze
13.4 Nieren dl1
May 2023
-
22 slides
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
13.4 Nieren
June 2022
-
25 slides
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
13.4 Nieren dl1
February 2025
-
27 slides
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
12.5 De nieren dl1
July 2025
-
18 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Lesinstructie - Begrijpend luisteren - Joepie de poepie!
October 2024
-
10 slides
Begrijpend luisteren
Basisschool
Groep 4
Kidsweek in de Klas
11.5 De nieren dl1
June 2022
-
34 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
11.2 Processen in de lever
June 2022
-
44 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Lesinstructie - Begrijpend luisteren - Joepie de poepie!
October 2024
-
10 slides
Begrijpend luisteren
Basisschool
Groep 4
Kidsweek in de Klas