1/9 WS H1 woordraadstrategieën

Woordenschat
H1
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
H1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • ken je zes woordraadstrategieën
  • kun je uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken
  • kun je bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken
  • kun je de betekenis van een woord raden door een van de woordraadstrategieën toe te passen










Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning

  • Korte activiteit
  • Wat weet je al/wat weet je nog? 
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe de rebus het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf drie dingen op die je
van de vorige les onthouden hebt.

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Woord-raad-strategieën

Woord: groep van spraakklanken met een eigen betekenis
Raad: op goed geluk (het juiste) antwoord geven op een vraag; gissen 
Strategie: plan van handelen

Je gaat op een bepaalde manier (strategie) op zoek gaat naar een betekenis (raad) van een woord (een groep spraakklanken met eigen betekenis).

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel
  • woordenboek

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door voor Doortje een milkshake mee te nemen, deed Abel een handreiking om weer vrienden te worden.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+achtervoegsel
B
een woord+voorvoegsel
C
een woord+woord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is een samengesteld woord?
A
aardrijkskunde
B
broodmes

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ongezond
A
niet
B
zonder

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

onhandig
A
niet
B
zonder

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

leugen

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

oost

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

raadsel

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

smaken

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bekend woorddeel: je hebt het al vaker gebruikt
Jullie weten al dat veel woorden in het Nederlands zo makkelijk mogelijk opgebouwd zijn. je kan de betekenis vaak achterhalen door een woord uit elkaar te halen.

Woordenschat
Woordraadstrategie - een strategie waarmee je de betekenis van een woord te raad

Lezen
Tekstverbanden - verbanden in een tekst
Signaalwoorden - woorden die een signaal afgeven

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend 
deel van het woord

Dan kan bij:
  • Woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. 
Bijvoorbeeld: inkoopmedewerker. 
Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. 
Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.
  • Woorden met een voorvoegsel. 
Bijvoorbeeld: ongezond. 
Je weet dat -on hetzelfde is als niet of zonder --> ongezond betekent dus: niet gezond
  • Woorden met een achtervoegsel
Bijvoorbeeld: naamloos. 
Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder --> naamloos betekent dus dat iets zonder naam, het heeft geen naam.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een bekend woorddeel zoeken
  • Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord (woorddeel)
  • Dit kan bij: 
  1. Woorden die samengesteld zijn (inkoopmedewerker)

  2. Woorden met een voorvoegsel (ongezond)
  3. Achtervoegsel (naamloos)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voorvoegsel on- 
Het voorvoegsel on- betekent niet of zonder.



Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voorvoegsel her- 
Het voorvoegsel her betekent opnieuw of nog een keer.



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Achtervoegsels 

  • loos: zonder
  • achtig: lijkt op, tamelijk veel
  • aar: iemand die het doet
  • waarts: die richting op


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zoek je een woord op?

  • Op alfabet
  • De basisvorm: héle werkwoord / simpele vorm
  • Enkelvoud

Slide 33 - Tekstslide

Rechtsbovenaan eerste woord, linksbovenaan laatste woord
- Hele werkwoord (infinitief), simpele vorm (gepeste = pesten), bloempje = bloem
Bij het woord zelf...
- woordsoort
- lidwoord & geslacht (verwijswoord)
- meervoud
- verkleinwoord
- bij WW: verleden tijd/voltooid deelwoord
- spreekwoord

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoe gebruik ik het woordenboek?
  • De woorden staan in de volgorde van het alfabet. 
  • Eerst de woorden met een a. 
  • Dan de woorden met een b etc.
Dus: Ik wil weten wat atlas betekent.
Ik kijk voor in het woordenboek.
Bij zegel kijk ik achter in het woordenboek.

De tweede letter
Ik zoek atlas op in het woordenboek. Maar er zijn veel woorden met een a. 
  • Ik kijk nu naar de tweede letter.
  • Atlas komt na assistent. 
  • Atlas komt voor avontuur.
Zijn de tweede letters ook gelijk? Kijk dan naar de derde letter etc.


Zelfstandig naamwoorden staan in het enkelvoud
Huizen --> huis   

Een werkwoord opzoeken
Loopt. liep en gelopen zijn werkwoord.en. Het zijn een vormen van lopen.
Ze staan niet in het woordenboek. Lopen wel.
  • Lopen is het hele werkwoord en de woordenboekvorm.
Dus: Ik heb de verf zelf gemengd.
Gemengd staat niet in het woordenboek. Mengen wel.

De of het?
Is het de atlas of het atlas? 
In sommige woordenboeken staat er er duidelijk bij. Bijvoorbeeld: de atlas.
Soms staat er m, v of o achter het woord. Bijvoorbeeld: atlas, m (= mannelijk)
Woorden met m of v zijn de-woorden. Woorden met o zijn het-woorden.
Woordenboek gebruiken

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft Jaap geconfronteerd met de leugens die hij vertelde.

Op welk woord zoek je de betekenis van 'geconfronteerd'?

A
geconfronteerd
B
confronteerd
C
confronteren
D
confronteert

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je moet het niet aan de grote klok hangen.

Je zoekt de uitdrukking bij

A
grote
B
klok
C
hangen
D
niet

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De participatiewet werd in 2015 ingevoerd.

Bij welk woorddeel zoek jij de betekenis van 'participatiewet'?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel betekenissen van 'werken' kun je vinden in het woordenboek?
A
1
B
2
C
3
D
meer dan 3

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke betekenis van 'werken' past er in de volgende zin:

Je kunt het hout pas schilderen als het niet meer werkt.
A
bezig zijn
B
betaalde arbeid verrichten
C
uitwerking hebben
D
krimpen en uitzetten

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werk voor de deze les - Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je kan geen vragen stellen 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen uit je leesboek of werken aan een ander vak (niet op de laptop!)

Blz. 27/29, opdracht 3, 4 en 5 
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur! 

Wat niet af is  = huiswerk!
timer
10:00

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • ken je zes woordraadstrategieën
  • kun je uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken
  • kun je bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken
  • kun je de betekenis van een woord raden door een bekend woorden te zoeken
  • ken je de betekenis van voor- en achtervoegsels en kan je die gebruiken 
bij een bekend woord.











Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ken zes woordraadstrategieën enkan uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de betekenis van woorden vinden door een woordraadstrategie te gebruiken.

😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies