In de periode na 1648 stabiliseerde de situatie in de omliggende landen zich. Engeland en het absolutistische Frankrijk voerden een mercantilistisch beleid waar de handel van de confederale Republiek onder leed. Veel regenten trokken zich terug uit de handel van de Republiek, leenden hun geld uit aan buitenlandse ondernemers en machthebbers en probeerden hun politieke en economische macht veilig te stellen. Dit riep onvrede op bij het gemeen, dat minder had geprofiteerd van de relatieve welvaart van de Gouden Eeuw. Dat stelde zich steeds Oranjegezinder op, terwijl regenten als Johan de Witt juist staatsgezind en tegen de Oranjes waren.