Hoofdstuk 6 A1-A2

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 2

Hoofdstuk 6 A1-A2

Hoofdstuk 6

6.01

1.  Ja. U neemt lijn 1 of lijn 3 vanaf Plaza de Cataluña.
   
2. 2 Om 10.00.
   
3.  Op het VVV kantoor of bij de kassa van de Golondrinas.
   
4.  Voor volwassenen € 28,50, voor kinderen kleiner dan 1.20 kost het € 10,30 en kinderen jonger dan 3 jaar hebben gratis toegang.
   
5. De bus rijdt door de hele stad. Er zijn drie routes en 45 haltes.
   
6. Buiten de stad. U neemt metrolijn 3 en 5. Daarna kunt u te voet gaan of met buslijn 54 of 75.
   
7. Gratis reizen met de trein, tram, metro en bus. Korting op toegangskaartjes voor musea, monumenten, het aquarium, de dierentuin en attractiepark Tibidabo.
   
8.  Het hele jaar geopend. De kassa gaat om 10.00 open. Het park sluit om 20.00. De kassa sluit een uur eerder.
   
9.  Met de metro, lijn 4 of 1 tot Barceloneta of Marina. Of je gaat met de bus, lijn 14, en stapt uit in Calle Wellington.
   
10. 1 € 6,75, inclusief plattegrond en kortingsbonnen.
    

6.02 a p.106

6.02 B p. 107

Querer

Poder

Ser

Tener

Ir

Kunnen / mogen

Willen

Gaan

Hebben

Zijn

verbo Ir: (p. 109)

coge tu móvil

Maak de zin compleet door de goede vervoeging in te vullen

Yo ... el hermano de Juan

1. eres
2. es
3. soy
4. somos

Sí, ella ... estudiante de español, pero Carlos ... estudiante de francés

1. es / es
2. es / son
3. es / sois
4. es / somos

Mi amiga Daniela ... años

1. tengo
2. tiene
3. tenemos
4. tienes

Carolina y yo ... muchos amigos

1. tengo
2. tiene
3. tenéis
4. tenemos

¿Vosotros ... viajar a Latinoamérica?

1. quiero
2. quieren
3. queréis
4. queremos

Yo ... una habitación individual

1. quiero
2. queremos
3. quieres
4. quiere

Sergio y Ramón ... a España en avión

1. vas
2. van
3. vamos
4. voy

Jaime ... a la playa los fines de semana

1. voy
2. vais
3. va
4. van

Usted ... aparcar el coche en el aparcamiento

1. puedo
2. pueden
3. podemos
4. puede

Wat is het Spaanse werkwoord voor willen?

Wat is het Spaanse werkwoord voor kunnen/mogen?

Wat is het Spaanse werkwoord voor gaan?

tener que = moeten (p.108)

tengo que ir

tienes que tomar una pastilla

tiene que dejar de fumar

tenemos que ventilar la habitación

tenéis que hacer más deporte

tienen que dejar de beber

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Yo (tener que)_______ ir

1. tengo
2. tengo que
3. tiene que
4. tenemos que

TENER QUE
Ella (tener que)_______dejar de fumar

1. tienes que
2. tienen que
3. tenéis que
4. tiene que

TENER QUE
Mis padres (tener que) _dejar de beber

1. tienen que
2. tiene que
3. tenéis que
4. tenáis que

TENER QUE
Vosotros (tener que)____hacer más deporte

1. temos que
2. tenemos que
3. tenéis que
4. tienen que

TENER QUE
Nosotros (tener que)____ventilar la habitación

1. temos que
2. tenemos que
3. tenéis que
4. tienen que

TENER QUE
Tú (tener que)_______tomar una pastilla

1. tienen que
2. tene que
3. tiene que
4. tienes que

Wat is de juiste betekenis van onderstaande zin?

Nosotros tenemos que ir al médico.

1. Wij moeten naar de dokter.
2. Wij moeten naar het medisch centrum.
3. Wij moeten medicijnen kopen.

Wat is de juiste betekenis van onderstaande zin?

Yo tengo que reducir el consumo de alcohol

1. Ik moet minder drinken.
2. Ik moet minder alcohol consumeren.
3. Ik moet meer alcohol drinken.
4. Ik moet helemaal niks

huiswerk volgende week

Hoofdstuk 6 afmaken