goed gebekt zijn 1

Je hebt telkens maar 20 seconden om het goede antwoord te geven.
   Wat betekent de uitdrukking?
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Je hebt telkens maar 20 seconden om het goede antwoord te geven.
   Wat betekent de uitdrukking?

Slide 1 - Tekstslide

goed gebekt zijn
A
goed kunnen spreken
B
een knap gezicht hebben
C
een rimpelloos gezicht hebben

Slide 2 - Quizvraag

dat is een wassen neus
A
dat stelt niets voor
B
dat is gelogen
C
dat is heel kwetsbaar

Slide 3 - Quizvraag

een ongeluk komt zelden alleen
A
een ongeluk maak je zelden in je eentje mee
B
als er een tegenslag is, volgen er meer
C
als je een tegenslag hebt, krijg je veel steun

Slide 4 - Quizvraag

met azijn vang je geen vliegen
A
als je een lastige klus moet uitvoeren, moet je een plan hebben
B
met onaardige woorden bereik je niets
C
je moet geen wartaal uitslaan

Slide 5 - Quizvraag

arbeid adelt
A
met hard werken kun je bereiken wat je wil
B
van hard werken word je rijk
C
hard werken is goed voor je

Slide 6 - Quizvraag

je moet geen appels met peren vergelijken
A
geen onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken
B
geen verschillen tussen mensen benadrukken
C
geen problemen zoeken

Slide 7 - Quizvraag

Uit hetzelfde hout gesneden zijn
A
je hebt dezelfde vooropleiding als de ander
B
je behoort tot hetzelfde sociale milieu
C
je hebt dezelfde eigenschappen

Slide 8 - Quizvraag

Dat is een teer punt
A
een smerig zaakje
B
een gevoelige zaak
C
een sombere zaak

Slide 9 - Quizvraag

iemand de zwartepiet toespelen
A
proberen een slecht product te leveren
B
proberen iemand erbij te betrekken
C
proberen iemand de schuld te geven

Slide 10 - Quizvraag

Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen
A
wat het belangrijkste is, moet voorrang krijgen
B
voor iets wat moeilijk is, moet je hard werken
C
je moet niet om de waarheid heen draaien

Slide 11 - Quizvraag

Vul aan en leg uit wat het betekent:

Slide 12 - Tekstslide


1. lief en leed ....
2. iemand over de hekel ...
3. over koetjes en kalfjes ...

Slide 13 - Open vraag

aangevuld en uitgelegd
  1. lief en leed delen: heel veel samen meemaken, zowel geluk als verdriet
  2. iemand over de hekel halen: iemand op scherpe wijze beoordelen
  3. over koetjes en kalfjes praten: over onbelangrijke zaken praten

Slide 14 - Tekstslide


1. achter het net ...
2. hij moest het gelag ...
3. genoegen met iets ...

Slide 15 - Open vraag

aangevuld en uitgelegd
  1. achter het net vissen: een kans gemist hebben
  2. hij moest het gelag betalen: hij draaide voor de kosten op
  3. genoegen met iets nemen: er tevreden mee zijn

Slide 16 - Tekstslide