Les 7. verbos regulares en leren..

Mevrouw de Cuba
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?

  • Repaso verbos regulares
  • pauze
  • PO --> laatste dag!
Leerdoel: 
Ik kan de regelmatige werkwoorden vervoegen in het Spaans

Slide 2 - Tekstslide

¿Preguntas?

Slide 3 - Tekstslide

geef de infinitivo van een
werkwoord dat eindigt op -ar/-er en -ir

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

 Herhaling persoonlijke voornaamwoorden
Ik
yo
Jij
Hij / zij / u
él / ella / usted
Wij
nosotros (-as)
Jullie
vosotros (-as)
Zij mv / u mv 
ellos / ellas / ustedes
In het Spaans hoeft het persoonlijk vnw er niet bij te staan. Je kunt aan het werkwoord zien welke persoon bedoeld wordt.

Slide 6 - Tekstslide

Repaso: los verbos regulares

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan
werkwoorden vervoegen

1. Haal -ar, -er of -ir van het werkwoord af, nu heb je de stam.
2. Wat is het onderwerp van de zin (yo, tú, él ...).
3. Bekijk wat de juiste uitgang is die bij dit onderwerp hoort. (kijk goed bij AR, ER of IR)
4. Plak de uitgang aan de stam.

Voorbeeld: Ella ______ (vivir) en una casa muy grande. 
1. Het is een ir werkwoord, de stam is viv
2. Het onderwerp in de zin is: Ella (zij)
3. Als je kijkt in het schema bij de ir werkwoorden staat er bij ella > e
4. viv + e = vive                        Het juiste antwoord is: Ella vive en una casa muy grande.

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord HABLAR.
yo

él
nosotros
vosotros

ellos
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis

hablaron

Slide 9 - Sleepvraag

yo
él, ella, usted
nosotros/ nosotras
vosotros/ vosotras
ellos, ellas, ustedes
viven
hablo
vende 
vivimos
vendo
es
eres
habla
aprendemos
estudiáis
trabajan
hablamos
vivís
escribes
buscamos
sois
son

Slide 10 - Sleepvraag

comer, usted
A
comed
B
coman
C
coma
D
come

Slide 11 - Quizvraag

hablar, tú
A
hablas
B
hablad
C
hable
D
hablen

Slide 12 - Quizvraag

escribir, vosotros
A
escriban
B
escribid
C
esribe
D
escribís

Slide 13 - Quizvraag

trabajar, ustedes
A
trabajad
B
trabaje
C
trabaja
D
trabajan

Slide 14 - Quizvraag

Mi hermano (nadar) en la piscina.
A
nado
B
nadamos
C
nadéis
D
nada

Slide 15 - Quizvraag

Ellos (vivir) en Madrid.
A
viven
B
vive
C
vivís
D
vivo

Slide 16 - Quizvraag

Yo (beber) agua.
A
bebo
B
bebéis
C
bebe
D
bebes

Slide 17 - Quizvraag

Nosotros (comer) paella.
A
como
B
comemos
C
coméis
D
comen

Slide 18 - Quizvraag

Pauze!
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

¡A trabajar!

Slide 20 - Tekstslide

 Mi retrato

¿Qué?              Tekening met je gegevens  

¿Cómo?          Individualmente

¿meta?            praktische opdracht 



Ingeleverd? --> Leren voor de toets
Vidar en Romenique
¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre?
A mí me gusta....  
noem 10 dingen op. 

Slide 21 - Tekstslide

Hacer en noordhoff.. 
                            2. En camino

  • Orientación
  • A escuchar  
  • B escuchar 
  • C leer 

¿Listo? D Gramática..

Slide 22 - Tekstslide