Present Simple

Vandaag
  • Woordenschat
  • Zinnetjes
  • Uitspraak
  • Grammatica 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishSecondary Education

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Woordenschat
  • Zinnetjes
  • Uitspraak
  • Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Woorden voor vandaag
I
You
He 
She
We
They
You
To be
[ ai ]
[ joe ]
[ hie ]
[ shie]
[ we ]
[ thee ]
[ joe ]
[ toe bie ]
Ik
jij
Hij
Zij
Wij
Zij
jullie
zijn

Slide 3 - Tekstslide

Pronouns


Persoonlijke voornaamwoorden

I
You
He/ she / it
we
you
they
Ik
Jij
Hij / zij / het
wij
jullie
zij

Slide 4 - Tekstslide

Verbs


Werkwoorden

Everything you do or are
Notation:

To do

You never use "to" in a sentence
Alles wat je doet of bent

Notatie:
To do

Je gebruikt nooit "to" in een zin! 
Die haal je altijd weg!



Slide 5 - Tekstslide

Auxilliary verbs

Hulp werkwoorden

Used wíth another verb

Often:
To be
of
To do


Worden gebruikt in combinatie mét andere werkwoorden

vaak:
Zijn
of
Doen
(Ik ben aan het rennen)

Slide 6 - Tekstslide

Present Simple:

  • Algemene feiten
  • Gewoonten
  • Iets gebeurt altijd, vaak, zelden of nooit
Werkwoorden staan in de 
kortste vorm of 
de kortste vorm + s

Slide 7 - Tekstslide

Nu

Slide 8 - Tekstslide

Regels
Positief:        Pronoun + stam van het werkwoord (+s)
Negatief:      Pronoun + do(es) + not + stam van het werkwoord
Vragend:      Do(es) + Pronoun + stam van het werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Pronouns
In elke taal hebben wij woorden voor personen. Dit noemen wij persoonlijke voornaamwoorden.
In het engels noemen we die pronouns.
Pronouns helpen om in een zin aan te geven over wie het gaat, wie de actie uit voert etc. 

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
Het persoonlijke voornaamwoord "" - "ik" spel je altijd met een hoofdletter.
Ook als het niet aan het begin van een zin staat.

Slide 11 - Tekstslide

Verbs
In elke taal hebben wij ook woorden die een actie beschrijven. In het Nederlands heten die werkwoorden, in het Engels noemen we dat verbs
In het Engels bestaan er regelmatige en onregelmatige  werkwoorden.
Dit heeft te maken met hoe ze worden vervoegd voor de pronouns en de tijd waarin het zich afspeelt.

Slide 12 - Tekstslide

Simple Present tense
Simple present tense  (tegenwoordige tijd) in het Engels zijn werkwoorden die gewoontes beschrijven, algemene feiten te beschrijven of onveranderlijke situaties te beschrijven.


Slide 13 - Tekstslide

Vervoegingen
Bij regelmatige werkwoorden:

Pronoun + hele werkwoord
Voorbeeld:
To work (werken)
                                                       They work     Zij werken


Slide 14 - Tekstslide

She/he/it (SHIT)-regel
Bij vervoegingen met de pronouns She (zij) He (hij) en it (het) komt er in de present tense een -s achter het werkwoord
Voorbeeld : to work
She works
He works
It works

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
Bij het vervoegen van de present tense met de shit-regel:
Als een werkwoord eindigt op -y dan wordt het -ies
Als een werkwoord eindigt op een sissende klank wordt het -es
Als een werkwoord eindigt op een -o wordt het -oes
Voorbeeld:
To study  (studeren) wordt She studies
To watch (kijken) wordt He watches 
To do (doen) wordt She does

Slide 16 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Bij verbs die onregelmatig vervoegen, verschilt het soms:
Voorbeeld met to be (zijn)
I am
You are
He/she/it is
We are
You are
They are


Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden
Gewoonte:
I smoke cigarettes 
She always drinks tea
Herhaalde handelingen:
We catch the bus every morning
Algemene waarheden:
The capital of the UK is London

Ik rook cigaretten
Zij drinkt altijd thee

wij halen de bus elke ochtend
De hoofstad van Groot brittanië is Londen.

Slide 18 - Tekstslide

Oefeningen
Als je dus wilt zeggen dat je ergens werkt gebruik je the verb "to work" in de present tense.
I work at Mcdonalds. 
She works at Mcdonalds
We work at Mcdonalds.
Dit is namelijk, normaliter, een onveranderlijke situatie.

Slide 19 - Tekstslide

Oefeningen
Er komen een aantal oefeningen, we bespreken ze gelijk na.

Slide 20 - Tekstslide

To study
A
Zijn
B
Kijken
C
Zoenen
D
Studeren

Slide 21 - Quizvraag

To watch
A
Kijken
B
Zoenen
C
Werken
D
Zijn

Slide 22 - Quizvraag

To be
A
Kijken
B
Zijn
C
Zoenen
D
Werken

Slide 23 - Quizvraag

To work
A
Zijn
B
Zoenen
C
Kijken
D
Werken

Slide 24 - Quizvraag

Vul de zin aan (to work)
I ... at Mcdonalds
A
Working
B
Work
C
Works
D
Worked

Slide 25 - Quizvraag

Antwoord B
Ik werk bij Mcdonalds

Dit is een onveranderelijke situatie, waarbij dus de present tense gebruikt wordt. 
To work is een regelmatig werkwoord, en I (ik) is een pronoun die niet bij de shit-regel hoort.

Slide 26 - Tekstslide

Vul de zin aan (to be)

London .... the Capital of the UK
A
Is
B
Are
C
Be
D
am

Slide 27 - Quizvraag

Antwoord A
Londen is de hoofdstad van groot-brittanië
Dat Londen de hoofdstad is is een feit, daarom mag de simple present tense gebruikt worden.
Londen is een stad, en kan worden vervangen met de pronoun "it". (het)
De zin valt daarom onder de SHIT-regel, maar to be (zijn) is een onregelmatig werkwoord.
De vervoeging van to be voor het persoonlijk vnw. "it" wordt "is".
London is de capital of the UK.

Slide 28 - Tekstslide

Vul de zin aan (to study)
She .... every night
A
Studys
B
Studies
C
Studying
D
Studied

Slide 29 - Quizvraag

Antwoord B
Zij studeert elke avond
Dit is een gewoonte (dat zien we aan: every - elke), daarom mag de present tense gebruikt worden.
She valt onder de shit-regel, dus moet er een -s achter.
Study eindigt op een -y, dus verandert het naar -ies.

She studies every evening

Slide 30 - Tekstslide

Vul de zin aan (To watch)

He .... movies every saturday
A
Watched
B
Watching
C
Watches
D
Watchs

Slide 31 - Quizvraag

Antwoord C
Hij kijkt elke zaterdag films
Dit is een gewoonte (every- elke) en dus mag de present tense gebruikt worden.
He valt onder de shit-regel , dus komt er een -s achter het ww
to watch eindigt op een sissende klank, dus wordt het -es.

he watches movies every saturday

Slide 32 - Tekstslide

Ontkennende zinnen
In het Engels kan je ook zeggen dat iets niet gebeurt in de present tense.
Daarvoor gebruiken wij een hulp werkwoord (auxilliary verb)
Dit is het werkwoord "to do"
Deze is regelmatig.

Slide 33 - Tekstslide

I do
You do
He/she/it does
We do
You do
They do
Ik doe
Jij doet
Hij/zij/het doet
wij doen
jullie doen
zij doen

Slide 34 - Tekstslide

Ontkenning
De opbouw van een ontkennende zin is :

Pronoun + to do + not + hele werkwoord 
Voorbeeld:
do not work at Mcdonalds
Ik werk niet bij Mcdonalds

Slide 35 - Tekstslide

Let op!
De SHIT-regel pas je maar een keer toe.
Voorbeeld:
He does not work at Mcdonalds
Dus niet
He does not works at Mcdonalds

Slide 36 - Tekstslide

Let op!
Bij onveranderlijke feiten die zijn , gebruik je geen hulpwerkwoord.
London is not the capital of the UK
dus niet:
London does not are the Capital of the UK.

Slide 37 - Tekstslide

Afkortingen
In het Engels houden we van afkorten.
De ontkennende present Tense valt ook af te korten, en wordt ook vaak gedaan. 
I don't watch movies every evening
He doesn't work at Mcdonalds
London isn't the capital of the UK
De afkorting is dus:
n't

Slide 38 - Tekstslide

Uitspraak
Doesn´t 
Don´t 
Isn´t 
Aren´t
Am not (wordt niet afgekort)
[ duh-zuhnt]
[ doohnt ]
[ih-zuhnt]
[ahr-ruhnt]

Slide 39 - Tekstslide

Vul de zin aan ( not watches)

He.... movies every night
A
doesn't watch
B
Don't watch
C
Doesn't watches
D
Don't watches

Slide 40 - Quizvraag

He .... cookies (not / to eat)
A
Do not eat
B
Do not eats
C
Does not eat
D
Does not eats

Slide 41 - Quizvraag

Vergelijkingen
Wanneer wij dingen vergelijken, "hij kijkt elke avond films, maar zij niet." hoeven we net zoals in het Nederlands er niet een extra "kijk" in te gooien.
Voorbeeld:
He watches movies every night, but she doesn't 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Oefeningen thuis:
  • Kijk bij het TV kijken of je de Present simple kan ontdekken
  • Kijk of de opdrachten lukken
  • Kijk of het leren van de woordjes wil lukken 

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Huiswerk
Kijk of jij jouw ochtend routine kan opschrijven in de simple present tense

"When I get up, I make tea"

gebruik google.translate.com wanneer je woorden niet weet :)

Slide 46 - Tekstslide