Spelling en grammatica TB herhaling (geen ww) Lj2

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling Taalblokken
- Werkwoordspelling -> deze doen we de volgende keer
- met of zonder -n?
- samenstellingen
- koppelteken
- Trema en apostrof

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
Samenstellingen van twee of meer woorden schrijf je in het Nederlands aan elkaar. Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen.
-Televisietoestel
-viersterrenhotel
-Kortetermijngeheugen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de samenstelling van braam + struik

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de samenstelling van
groente + soep

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling:
reus + groot

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een samenstelling:
zon + weide

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het woord correct:
3D+ bril

Slide 9 - Open vraag

*
Bij een cijfer, letter of symbool
12-jarige
€-teken
Schrijf het woord correct:
autoalarm

Slide 10 - Open vraag

*
samenstelling-> geen klinkerbotsing
Maak een samenstelling: afdeling+chef

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussen -s?
Hoor je de s? Schrijf de s!
Lastig te horen? 
Stationsstraat
Afdelingschef

Vervang het tweede deel door een woord dat met een andere letter dan de s begint: afdelingshoofd

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het meervoud van: braderie

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

-iën of -ieën
Let op de klemtoon!

Bacterie --> bacteriën
Braderie --> braderieën

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het meervoud van: cliché

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

's of s?
Bij uitspraakproblemen:
baby --> baby's
opa --> opa's
portemonnee --> portemonnees
cliché --> clichés
controle --> controles 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het meervoud van: essay

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze fiets is van Mike.
Het is ......... fiets

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze scooter is van Roos.
Het is ............. scooter

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meervoud van: orchidee

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het woord correct:
astma + aanval

Slide 22 - Open vraag

*
aa->klinkerbotsing
Schrijf het woord correct:
daar+ om+ heen

Slide 23 - Open vraag

voorzetsels met er, daar of hier schrijf je aan elkaar vast.
-ertegenover

Schrijf het woord correct:
ruineren

Slide 24 - Open vraag

*
Is er sprake van een klinkerbotsing waarbij er geen sprake is van een samenstelling, dan gebruik je een trema.
-geïnteresseerd
-
Wat is de persoonsvorm?
De schrijfster van het boek 'De zeven zussen' is dit jaar overleden.

Slide 25 - Open vraag

*
oo is een klank, dus plaats koppelteken
Wat is het onderwerp?

Vroeger kwam mijn broer altijd te laat op school.

Slide 26 - Open vraag

*
eu is een klank, dus er moet bij deze samenstelling een koppelteken staan
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb hem om 8:00 uur laten komen.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik heb hem om 8:00 uur laten komen.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij gaf de hond een koekje.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de woordsoorten in de zin.
Het lieve kind heeft gehuild op school. 
werkwoord
voorzetsel
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
Het
lieve
kind
heeft
op

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de woordsoorten in de zin. 
Tijdens het saaie feest zat ik aan bar.


werkwoord
voorzetsel
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
Het
saaie
bar
zit
tijdens

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een klein meisje ... huilde, werd getroost door haar oma
A
wat
B
dat
C
die

Slide 32 - Quizvraag

*
Hoort het voorzetsel bij een zelfstandig naamwoord of werkwoord, dan schrijf je het los

Leg het maar hierop.
Het allermooiste .... ik ooit heb gedaan is een rondreis maken door Sri Lanka.
A
wat
B
dat

Slide 33 - Quizvraag

*
Hoort het voorzetsel bij een zelfstandig naamwoord of werkwoord, dan schrijf je het los

Leg het maar hierop.
Schrijf de zin op de juiste manier.

De toerist vroeg mag ik hier gratis parkeren

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zit hier, maar ... zitten daar.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat is niet waar! ... hebben dat niet gedaan!
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik geef ... de kaartjes voor de bioscoop.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn ouders zijn met ... op vakantie geweest.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze zin juist geschreven?

Deze reis kost veel te duur!
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.... sommige studenten vakantie hebben, doen ze ook huiswerk voor school
A
Sinds
B
Doordat
C
Hoewel
D
Als

Slide 40 - Quizvraag


Verwijs je naar mensen, dan krijg het zelfstandig gebruikt woord een extra -n.

De meesten waren op tijd op school. 
De banden van de fiets zijn beide helaas lek. Een andere staat helaas niet meer in de schuur.
Deze week
Herhaal Spelling TB




Werkwoordspelling herhalen (volgende les)

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies