Quiz

Quiz       
Redeen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Quiz       
Redeen

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is de werking van antihistaminica zoals cetirizine?
A
Vergroten immuunrespons
B
Helpen bij pijnbestrijding
C
Verminderen allergische reacties

Slide 2 - Quizvraag

2. Welke farmacotherapeutische groep behandelt hooikoorts?
A
NSAID's
B
Antihistaminica
C
Antibiotica

Slide 3 - Quizvraag

3. Wat is een vaak voorkomende bijwerking van cetirizine?

A
Hoofdpijn
B
Slaperigheid
C
Droge mond

Slide 4 - Quizvraag

4. Hoe moet loratadine worden ingenomen?
A
Op een lege maag
B
's Avonds voor het slapengaan
C
Met of zonder voedsel

Slide 5 - Quizvraag

5. Wat is het verschil tussen cetirizine en loratadine?
A
Cetirizine veroorzaakt meer slaperigheid
B
Loratadine werkt langzamer
C
Beide worden alleen 's avonds ingenomen

Slide 6 - Quizvraag

6. Wat is de werking van mebendazol?
A
Het doodt parasieten zoals wormen
B
Vermindert infecties
C
Versterkt het immuunsysteem

Slide 7 - Quizvraag

7. Wat is een belangrijk innameadvies bij mebendazol?
A
Op een lege maag nemen
B
Na een lichte maaltijd
C
Voor het slapengaan

Slide 8 - Quizvraag

8. Welke bijwerking komt vaak voor bij antiparasitaire middelen?
A
Misselijkheid
B
Droge huid
C
Hoofdpijn

Slide 9 - Quizvraag

9. Hoe voorkom je een worminfectie?
A
Handen vaak wassen
B
Geen rauwe groente eten
C
Drink voldoende water

Slide 10 - Quizvraag

10. Welke groep is het meest vatbaar voor worminfecties?
A
Volwassenen
B
Kinderen
C
Ouderen

Slide 11 - Quizvraag

11. Wat is een symptoom van de ziekte van Lyme?
A
Droge mond
B
Hoofdpijn
C
Rode uitslag in cirkelvorm

Slide 12 - Quizvraag

12. Wat kun je doen om allergische reacties te voorkomen?
A
Binnen blijven tijdens het pollenseizoen
B
Pollen opzoeken
C
Medicatie innemen na blootstelling

Slide 13 - Quizvraag

13. Welk middel wordt vaak voorgeschreven na een tekenbeet?
A
Paracetamol
B
Doxycycline
C
Ibuprofen

Slide 14 - Quizvraag

14. Binnen hoeveel uur moet een teek worden verwijderd?
A
24 uur
B
48 uur
C
72 uur

Slide 15 - Quizvraag

15. Wat gebeurt er als een teek niet goed wordt verwijderd?
A
Het blijft jeuken
B
Er kan een infectie ontstaan
C
De teek droogt op

Slide 16 - Quizvraag

16. Wat is een symptoom van een verkoudheid?
A
Niezen en verstopte neus
B
Buikpijn
C
Hoofdpijn

Slide 17 - Quizvraag

17. Wat is een veelvoorkomende bijwerking van xylometazoline?
A
Hoofdpijn
B
Slaperigheid
C
Droge neus

Slide 18 - Quizvraag

18. Wat kun je doen om een keelontsteking te verzachten?
A
IJs eten
B
Warm water met honing drinken
C
Frisdrank drinken

Slide 19 - Quizvraag

19. Wat is een niet-medicamenteuze oplossing voor een loopneus?
A
Zoutoplossing sprayen
B
Warme kompressen aanbrengen
C
Frisse lucht vermijden

Slide 20 - Quizvraag

20. Wat kun je doen om infecties van de bovenste luchtwegen te voorkomen?
A
Regelmatig handen wassen
B
Alleen warme dranken drinken
C
Vitamines slikken

Slide 21 - Quizvraag

21. Wat is een veelvoorkomend geneesmiddel voor astma?
A
Ibuprofen
B
Salbutamol
C
C. Amoxicilline

Slide 22 - Quizvraag

22. Hoe vaak mag een puffer met salbutamol maximaal per dag worden gebruikt?
A
4-6 keer
B
8 keer
C
10 keer

Slide 23 - Quizvraag

23. Welke leefstijlmaatregel helpt bij COPD?
A
Zware inspanning vermijden
B
Koude lucht vermijden
C
Stoppen met roken

Slide 24 - Quizvraag

24. Wat is een niet-medicamenteuze oplossing voor een loopneus?
A
Zoutoplossing sprayen
B
Warme kompressen aanbrengen
C
Frisse lucht vermijden

Slide 25 - Quizvraag

25. Wat is een veelvoorkomende bijwerking van prednisolon?
A
verlies van eetlust
B
Gewichtstoename
C
Hartkloppingen

Slide 26 - Quizvraag

26. Wat is een mogelijk risico van stoppen met antiepileptica?
A
Hoofdpijn
B
Toename van aanvallen
C
Verlies van eetlust

Slide 27 - Quizvraag

27. Welk geneesmiddel wordt vaak voorgeschreven bij MS om ontstekingen te remmen?
A
Prednisolon
B
Paracetamol
C
Gabapentine

Slide 28 - Quizvraag

28. Wat is een symptoom dat zowel bij epilepsie als MS kan voorkomen?
A
Spiertrekkingen
B
Hoge bloeddruk
C
Kortademigheid

Slide 29 - Quizvraag

29. Welke vorm van epilepsie is het meest voorkomend?
A
Tonisch-clonisch
B
Focale aanvallen
C
C. Myoclonisch

Slide 30 - Quizvraag

30. Wat is een belangrijk leefstijladvies voor mensen met MS?
A
Regelmatig bewegen
B
Volledige rust nemen
C
Vetarm dieet

Slide 31 - Quizvraag

31. Wat is een belangrijk advies bij het innemen van valproïnezuur?
A
Op een lege maag
B
Voor het slapengaan
C
Met voedsel innemen

Slide 32 - Quizvraag

32. Wat is een veelgebruikt medicijn bij neuropathische pijn?
A
Gabapentine
B
Paracetamol
C
Diclofenac

Slide 33 - Quizvraag

33. Wat kan een bijwerking zijn van geneesmiddelen voor neuropathische pijn?
A
Koorts
B
Slaperigheid
C
Droge huid

Slide 34 - Quizvraag

34. Welke neurotransmitter is betrokken bij Parkinson?
A
Dopamine
B
Serotonine
C
GABA

Slide 35 - Quizvraag

35. Wat is een niet-medicamenteuze behandeling voor dementie?
A
Hormoontherapie
B
Slaapmedicatie
C
Geheugentraining

Slide 36 - Quizvraag

37. Hoe herken je een tremor veroorzaakt door Parkinson?
A
Tremor treedt alleen op bij beweging
B
Tremor treedt op in rust
C
Tremor veroorzaakt pijn

Slide 37 - Quizvraag

39. Wat moet je controleren voordat een medicijn aan een patiënt wordt meegegeven?
A
Alleen de naam op het recept
B
Dosering, patiëntnaam en vervaldatum
C
Alleen de datum van afgifte

Slide 38 - Quizvraag

40. Wat is belangrijk bij het geven van inname-advies?
A
Tijdstip van inname en voedselinstructies vermelden
B
Alleen dosering vermelden
C
Algemene richtlijnen geven

Slide 39 - Quizvraag

einde!!!!!

Slide 40 - Tekstslide