Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
M2 Wat moet ik leren voor PTO 3?
Wat moet ik leren voor PTO 3?
Week 36 2 sep-9 sep 2024
Quizlet
https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt
1 / 25
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
25 slides
, met
tekstslides
en
3 videos
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Wat moet ik leren voor PTO 3?
Week 36 2 sep-9 sep 2024
Quizlet
https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt
Slide 1 - Tekstslide
Grandes Lignes
Quizlet
https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt
Chapitre 6
Bron C
Klokkijken
Herhaling
Het regelmatige werkwoord op -er
De onregelmatige werkwoorden avoir + être
Le passé composé
Les mots de la semaine P3
F - N
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
p. 161
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Herhaling
- regelmatige werkwoorden op ER in de présent en de passé composé
- de onrgelematige werkwoorden avoir + être
Slide 6 - Tekstslide
1. le présent
De tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden die op ER eindigen.
Bijvoorbeeld: ik eet
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
R: Wat is de stam van een werkwoord?
De stam is het werkwoord zonder
er
donner => donn
chanter => chant
jouer => jou
parler => parl
Slide 9 - Tekstslide
R: Wat wordt bedoeld met uitgangen?
Uitgangen
zijn de letters die je achter de stam plakt om er een
persoonsvorm
van te maken.
je = stam +
e
nous = stam +
ons
tu = stam +
es
vous = stam +
ez
il = stam +
e
ils = stam +
ent
Uit je hoofd leren!
Slide 10 - Tekstslide
2. Le passé composé
De voltooide tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden die op ER eindigen.
Bijvoorbeeld: ik heb gegeten
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Le passé composé (v.t.t.)
Ik
heb
een auto
gekocht
.
J'
ai
acheté
une voiture.
hulpwerkwoord
voltooid deelwoord
Slide 13 - Tekstslide
Wat heb je nodig?
hulpwerkwoord
+
voltooid deelwoord
j'
ai
chanté
tu
as
chanté
il / elle / on
a
chanté
nous
avons
chanté
vous
avez
chanté
ils / elles
ont
chanté
Slide 14 - Tekstslide
stam + é
Als je de stam van een werkwoord maakt en je plakt de é erachter, dan heb je een voltooid deelwoord gemaakt.
Bijvoorbeeld:
jou
er
=> jou => jou
é
mang
er
=> mang => mang
é
Slide 15 - Tekstslide
avoir + être
De werkwoorden hebben en zijn zijn beide onregelmatig. Je moet ze dus uit je hoofd leren.
Het werkwoord
avoir
heb je nodig om de le passé composé te maken.
Slide 16 - Tekstslide
hebben + zijn
Uit je hoofd leren!
Slide 17 - Tekstslide
Les mots de la semaine
Overhoor jezelf met Quizlet
https://quizlet.com/join/yHTBS5VAS?i=1fpsze&x=1bqt
Slide 18 - Tekstslide
Les mots de la semaine 14
1. Partir
2. dehors
3. Dernier / dernière
4. L’ambiance
5. Tout de suite
6. Tu pars quand?
7. Le chanteur / la chanteuse
8. On va à la / au
9. D’accord
10. À demain
1. vertrekken
2. buiten
3. vorige, laatste
4. de sfeer
5. meteen
6. Wanneer vertrek je?
7. de zanger / de zangeres
8. We gaan naar de / het
9. oké, afgesproken
10. tot morgen
Slide 19 - Tekstslide
Les mots de la semaine 15
1. Je vais à la piscine
2. Je fais du camping
3. Je joue à la console
4. Je lis des livres
5. Je parle une langue étrangère
6. Je prends des photos
7. Je visite un musée
8. Je rencontre des jeunes
1. ik ga naar het zwembad
2. ik kampeer
3. Ik game / ik speel videospelletjes
4. ik lees boeken
5. ik spreek een vreemde taal
6. ik neem foto's
7. ik bezoek een museum
8. ik ontmoet jongeren
Slide 20 - Tekstslide
Les mots de la semaine 16
1. Quelle heure est-il ?
2. Il est…
3. Moins
4. Et
5. Et quart
6. Et demie
7. Moins le quart
8. Midi
9. Minuit
10. Cinq, dix, vingt, vingt-cinq
1. Hoe laat is het?
2. het is...
3. vóór
4. en
5. kwart over
6. half
7. kwart voor
8. 12 uur 's middags
9. 12 uur 's nachts
10. vijf, tien, twintig, vijfentwintig
Slide 21 - Tekstslide
Les mots de la semaine 20
1. Un mec
2. Sympa
3. Adorer
4. Beaucoup
5. Aimer
6. Désolé
7. Excusez-moi
8. Il y a 2 mois
9. moi aussi
10. l'anniversaire
11. gentil
1. een jongen / een vent
2. aardig
3. dol zijn op
4. veel
5. houden van / leuk vinden
6. het spijt me
7. pardon, neemt u mij niet kwalijk
8. twee maanden geleden
9. ik ook
10. de verjaardag
Slide 22 - Tekstslide
Les mots de la semaine 21
1. prochain
2. inviter
3. tous
4. préparer
5. ensuite
6. génial
7. utiliser
8. réussir
9. on organise
10. à la fête du collège
11. au mariage de ma soeur
1. volgende
2. uitnodigen
3. iedereen
4. voorbereiden
5. vervolgens
6. super, te gek
7. gebruiken
8. slagen
9. we organiseren
10. op het schoolfeest
11. op de bruiloft van mijn zus
Slide 23 - Tekstslide
Les mots de la semaine 22
1. alors
2. entre
3. là
4. bon, bonne
5. ça sent
6. tout le monde
7. ce weekend
8. cette semaine
9. essayer
10. le parfum
1.1. dus
2. tussen
3. daar
4. lekker
5. het ruikt
6. iedereen
7. dit weekend
8. deze week
9. proberen
10 de smaak
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
M2 Wat moet ik leren voor het SO 1 periode 2?
February 2025
- Les met
13 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
KM 2 Week 3 chapitre 2 Bron C (21/01)
January 2025
- Les met
32 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
KM 2 Week 6 chapitre 5 Bron A
February 2025
- Les met
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
KM 2 Week 5 chapitre 2 Bron G
February 2025
- Les met
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
M2 Huiswerk voor 20 februari
February 2025
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
GH3 Wat moet ik leren voor het SO P2?
February 2025
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
KM 2 Week 6 chapitre 5 Bron A
January 2025
- Les met
23 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
M2 Huiswerk voor 13 februari
February 2025
- Les met
24 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2