Welcome back!
1 / 43
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe noemen de Griekse steden in de oudheid?
A
Stadstaten
B
Stedenstaten
C
Stadsteden
D
Stadnatie
Slide 4 - Quizvraag
Juist of onjuist?
De Griekse stadstaten waren zelfstandig
De Griekse stadstaten waren zelfstandig
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
De Griekse stadstaten maakten hun eigen wetten, we zeggen ook wel dat de Griekse stadstaten .....
A
een monarchie zijn
B
een aristocratie zijn
C
zelfstandig zijn
D
afhankelijk zijn van de koning
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een kolonie?
A
Productie en handel
B
Plaats waar een groep mensen zich vestigt
C
Iemand die bezit is van iemand anders
D
Een godenverhaal
Slide 7 - Quizvraag
Waarom gaan de Grieken kolonies stichten?
A
Er zijn te veel steden
B
Er is te weinig landbouwgrond
C
Er wonen te veel mensen in de stadstaten
D
Ze willen graag op vakantie
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we de Atheners die mogen stemmen?
A
Aristocraten
B
Democraten
C
Burgers
D
Slaven
Slide 9 - Quizvraag
Welke groep Atheners hadden de meeste rechten?
A
Slaven
B
Vrouwen
C
Migranten
D
Mannen geboren in Athene
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een monarchie?
A
Een land bestuurd door een klein groepje mensen met veel aanzien
B
Een land zonder koning
C
Een land met een koning
D
Een soort democratie
Slide 11 - Quizvraag
Wie mochten er in het oude Athene stemmen?
A
Burgers
B
Slaven
C
Vrouwen
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer was je een burger in het oude Athene?
A
Vrije volwassen mannen geboren in Athene
B
Vrije volwassen mannen die ergens anders zijn geboren
C
Slaven
D
Vrouwen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een polytheïstische godsdienst?
A
Een godsdienst met één god
B
Een godsdienst met meerdere goden
C
Een godsdienst zonder goden
Slide 14 - Quizvraag
Waar woonden de Griekse goden?
A
Olympus
B
Olympia
C
Olympische Spelen
D
Agora in Athene
Slide 15 - Quizvraag
De Grieken vertelden elkaar vele verhalen. Waarom?
A
Omdat de Grieken heel erg van taal houden
B
Op deze manier begrepen ze elkaar beter
C
Ze konden niet schrijven, dus moesten ze het elkaar wel vertellen.
D
Op deze manier verklaarden zij lastige zaken in het leven
Slide 16 - Quizvraag
Een Grieks gebedshuis noemen we een.....
A
Kerk
B
Synagoge
C
Obelisk
D
Tempel
Slide 17 - Quizvraag
Koppel de god aan zijn/haar taak
Hera
Zeus
Poseidon
Hades
Athena
Godin van het huwelijk
Oppergod
God van de zee
God van de onderwereld
Godin van de krijgskunst
Slide 18 - Sleepvraag
Koppel de god aan zijn/haar afbeelding
Hera
Zeus
Poseidon
Hades
Athena
Slide 19 - Sleepvraag
Slide 20 - Tekstslide
Wanneer is Rome ontstaan?
A
750 v.C.
B
750 n.C.
C
7500 v.C.
D
509 v.C.
Slide 21 - Quizvraag
Rome is in het begin een ....
A
Republiek
B
Keizerrijk
C
Koninkrijk
D
Tirannie
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer de laatste koning is weggejaagd, welke bestuursvorm krijgt Rome dan?
A
Koninkrijk
B
Tirannie
C
Keizerrijk
D
Republiek
Slide 23 - Quizvraag
Wie heeft er in de Romeinse republiek de macht?
A
De koning
B
De Keizer
C
De senaat
D
Julius Caesar
Slide 24 - Quizvraag
Wat was de beloning voor soldaten in het Romeinse leger als zij een overwinning behaalden?
A
Een deel van de buit
B
Een stukje grond waarop zij mochten leven
C
Zij mochten senator worden
D
Zij werden legeraanvoerder
Slide 25 - Quizvraag
Wie konden er legeraanvoerder worden?
A
Alle soldaten, als ze maar goed waren
B
Soldaten uit aanzienlijke families
C
Familie van senatoren
D
Alleen vrouwelijke soldaten konden legeraanvoerder worden
Slide 26 - Quizvraag
Juist of onjuist?
De soldaten steunen vooral de senatoren
De soldaten steunen vooral de senatoren
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Met welke reden werd Caesar vermoord?
A
De Senatoren hoopten zo hun macht terug te krijgen
B
De Senatoren wilden zelf legeraanvoerder zijn
C
Brutus wilde koning worden van het Romeinse Rijk
D
De moordenaars kregen hier geld voor van de maffia
Slide 28 - Quizvraag
Door wie werd Caesar vermoord?
A
De Romeinse Maffia
B
De koning van Gallie
C
Een groep senatoren
D
Zijn zoon Augustus
Slide 29 - Quizvraag
Octavianus wordt ....
A
Koning
B
Keizer
C
Tiran
D
Oppergod
Slide 30 - Quizvraag
Als Octavianus keizer is geworden noemen we hem.....
A
Augustus
B
September
C
Juli
D
Oktober
Slide 31 - Quizvraag
Wat betekent Pax Romana?
A
Romeinse Oorlog
B
Romeinse Vrede
C
Leve de keizer!
D
Het pact van de Romeinen
Slide 32 - Quizvraag
De Romeinen handelden met....
A
Kamelen
B
Munten
C
Natura
D
Slaven
Slide 33 - Quizvraag
De verschillen tussen arm en rijk waren in het Romeinse Rijk erg groot
A
Deze stelling is juist
B
Deze stelling is onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Wie hadden er de meeste macht en rijkdom in het Romeinse Rijk?
A
Ambachtslieden
B
Zakenlui
C
Boeren
D
Grootgrondbezitters
Slide 35 - Quizvraag
In Romeinse steden waren wijken met flatgebouwen waar arme mensen leefden
A
Deze stelling is juist
B
Deze stelling is onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Wie organiseerde 'brood en spelen'?
A
De grootgrondbezitters
B
De boeren
C
De keizer
D
De slaven
Slide 37 - Quizvraag
Met welk doel werd 'brood en spelen' georganiseerd?
Slide 38 - Open vraag
De Romeinen vonden slavernij heel normaal
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quizvraag
Er waren grote verschillen in de levens van slaafgemaakten. Sommige hadden het erg goed, andere werden zwaar mishandeld.
A
Deze stelling is juist
B
Deze stelling is onjuist
Slide 40 - Quizvraag
Wat zijn krijgsgevangen?
A
Slaafgemaakten
B
Mensen die tijdens oorlog gevangen zijn genomen
C
Mannen die als gladiator moeten vechten
D
Vrouwen die worden verkocht om als kindermeisje te werken
Slide 41 - Quizvraag
Op de afbeelding zie Neptunes. Hoe noemden de Grieken deze God?
A
Poseidon
B
Neptunaa
C
Hera
D
Hades
Slide 42 - Quizvraag
Wat voor soort godsdienst hadden de Romeinen?
A
Monotheïstische godsdienst
B
Polytheïstische godsdienst
C
De Romeinen hadden geen godsdienst
