in en om het kasteel


De Middeleeuwen

 In en om het kasteel
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les


De Middeleeuwen

 In en om het kasteel

Slide 1 - Tekstslide

De tijd van Monniken en Ridders
500-1000 na Christus

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ken je de begrippen drieslagstelsel, horige, herendiensten, domein en standen. (R)

  • kun je herkennen en uitleggen hoe de mensen in de vroege middeleeuwen leefden en hoe de samenleving was ingedeeld. (T1)

  • Zou je een tekening kunnen maken van een domein waarop duidelijk wordt hoe leven was in de vroege middeleeuwen.  (T2)

  • kun je verklaren waarom veel vrije boeren toch horige werden.  (I)

Slide 3 - Tekstslide

Standensamenleving

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

In en om het kasteel
Het huis van een edelman werd nogal eens aangevallen. Daarom liet hij om zijn huis een muur en vaak ook een gracht maken. Langzaam werd het huis verbouwd tot een kasteel.

Hoe leefden mensen in en om het kasteel? Hoe was de samenleving ingedeeld?

Slide 6 - Tekstslide

Van kasteel tot stad
Een kasteel kon zo een dorp worden. En als er veel marktlui kwamen wonden, kon het een stad worden. Er was wel een probleem: de kasteelmuren. Die zorgden ervoor dat iedereen in kleine huizen woonden rondom het kasteel woonden.
Een oplossing was om extra muren te maken: stadsmuren met een stadspoort.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

In en om het kasteel
Het huis van een edelman werd nogal eens aangevallen. Daarom liet hij om zijn huis een muur en vaak ook een gracht maken. Langzaam werd het huis verbouwd tot een kasteel.

Hoe leefden mensen in en om het kasteel? Hoe was de samenleving ingedeeld?

Slide 9 - Tekstslide

Het domein
  • Door die onveiligheid (oorzaak) ontstonden er beveiligde dorpen (gevolg).

  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein.

  • De leenman, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een houten kasteel en soms in een grote boerderij.

  • Vrije boeren 'verkochten' zichzelf aan de leenman om bescherming te krijgen, ze werden horigen.
Let op, kastelen in de vroege middeleeuwen waren van hout en een kasteel in die tijd was vaak niet meer dan een grote toren. Dat is dus iets anders dan de grote kastelen van steen die wij nu nog kennen.
Het kasteel was vaak op een heuvel gebouwd, dan had de leenman veel overzicht en was hij veiliger.

Slide 10 - Tekstslide

Het kasteel was niet meer dan een versterkte wachttoren. Hier woonde de leenheer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden zoals bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de leenheer. De wapenuitrusting moesten ze dan zelf betalen.
De akkers van de leenheer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was.
De grote boerderij (hoeve) is van de leenheer. Hier woonde de leenheer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast de boerderij woonden de horige boeren als er gevaar dreigde, zoals oorlog.
Bij het grote boerderij waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten de veilige muren
Het domein was eigendom van de heer die daar met zijn horigen woonde. Het domein was een dorp dat helemaal voor zichzelf kon zorgen, zij hadden dus niemand anders nodig.

Op het domein waren de huizen van hout gemaakt. Het enige gebouw dat van steen gebouwd was, was de kerk. Geloof was voor de mensen in de middeleeuwen namelijk erg belangrijk en ik Europa was bijna iedereen christelijk.

Slide 11 - Tekstslide

Veel plichten, 
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de leenman hoorde bij het domein.

  • De boeren werden horigen van de leenman: ze moesten gehoorzaam zijn en waren zijn eigendom.

  • Om op de grond van de leenman te  wonen, moest je belasting betalen.

  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten (klusjes) te doen.

  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen.

  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

In de bron wordt gezegd dat de horigen herendiensten moeten doen. Geef zelf zoveel mogelijk voorbeelden van herendiensten (minimaal 4).

Slide 14 - Open vraag

Welke plichten die horigen hadden komen in de bron hiernaast terug? (klik op de bron om hem groter te maken)

Slide 15 - Open vraag

De standensamenleving
  • Op de domeinen ontstond een samenleving waarin iedereen zijn eigen plek en taak van god had gekregen:

  1. Geestelijken (bidden voor de boeren en de adel)
  2. Adel (vechten om de geestelijken en de boeren te beschermen )
  3. Boeren (werken op het land om de geestelijken en adel te voeden)

  • De wereld was in de middeleeuwen daarom erg overzichtelijk. Je behoorde tot een stand, je wist wat jouw taken waren en je leefde op een domein.

Slide 16 - Tekstslide

Het drieslagstelsel
  • Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder wordt.

  • Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken,
    waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).  

  • Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger. Een belangrijke verandering dus!

Slide 17 - Tekstslide

Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1 
Jaar 2 
Jaar 3 
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Het land werd in drie stukken verdeeld. Ieder jaar was er een stuk waarop zomergraan werd verbouwd, een stuk waar wintergraan op werd verbouwd en een stuk dat braak lag.

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Welke drie standen waren er in middeleeuwen en welke taak had iedere stand?

Slide 20 - Open vraag

De eerste stand bestond uit de geestelijkheid. De taak die zij van God hadden gekregen was bidden voor het volk!
Tot de geestelijkheid behoren monikken, bischoppen, priesters, nonnen en natuurlijk de paus.
De tweede stand was de adel. Dit waren rijke mensen met hun eigen land (vaak in leen gekregen van de koning). Zij konden met hun geld een goede wapenuitrusting kopen. Als sterke ridders moesten zij de koning helpen en de mensen op hun land bescheremen. 
De derde stand waren de boeren (en burgers). Binnen deze stand waren sommigen rijk, maar de meeste waren erg arm. Ze waren geboren in de derde stand en dat was omdat god het zo wilde. Ze moesten hard werken, hadden veel plichten en weinig rechten.

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

  • Domein
  • Drieslagstelsel
  • Standen(samenleving)
  • Horigen
  • Vrije boeren

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

standenmaatschappij

Slide 24 - Tekstslide

Een boer die van een tweeslagstelsel naar het drieslagstelsel gaat maakt meer winst. Hoeveel?
A
1/4 een vierde
B
1/6 een zesde
C
1/2 een tweede
D
1/8 een achtste

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf 3 dingen op die je
deze les hebt geleerd

Slide 26 - Open vraag

Tijd over? Leer alvast deze informatie door het maken van een mindmap van deze les. Mag als bonus worden ingeleverd.

Slide 27 - Open vraag