Thema 5 les 2 gemiddelde snelheid

Romy
Sey
Chéden
Sara
Gaby
Omar
Djano
Kim
Chabo
                              bord
De rest mag kiezen waar hij/zij zit. Maar niet naast iemand met een vaste plek. 
r
a
a
m
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Romy
Sey
Chéden
Sara
Gaby
Omar
Djano
Kim
Chabo
                              bord
De rest mag kiezen waar hij/zij zit. Maar niet naast iemand met een vaste plek. 
r
a
a
m

Slide 1 - Tekstslide

Absentie (zorg dat je spullen op tafel liggen) 
Hoofdstuk opbouw 
Start nieuw thema 
Doelen van de les
Begrippen van de les
Doel met uitleg
Opdrachten maken 
Nakijken  
Doel van de les en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Hoofstukopbouw
1. Snelheid
2. Gemiddelde snelheid
3. Soorten bewegingen 
4. Veilig rijden
5. Veiligheid in het verkeer
Toets

Slide 3 - Tekstslide

Snelheid: Doelen
  1. Je kunt beschrijven wat snelheid is. 
  2. Je kunt een eenheid van snelheid noemen. 
  3. Je kunt de snelheid in meter per seconde omrekenen naar kilometer per uur en omgekeerd. 
  4. Je kunt de snelheid berekenen van een bewegend voorwerp. 

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen: 

snelheid
Afstand die een voorwerp aflegt
in een bepaalde tijd
snelheidsmeter
Apparaat waar je de snelheid
van een voertuig kunt meten.









Slide 5 - Tekstslide

Doel: Je kunt beschrijven wat snelheid is.
Je weet het verschil van snelheid tussen een auto en een fiets. 
Dit kan je meestal goed inschatten. 

Snelheid is een maat voor hoe snel iets beweegt. 
Hoe groter de afstand die een voertuig aflegt in 1 seconde (sec), hoe groter de snelheid. 

Slide 6 - Tekstslide

Doel:
Je kunt een eenheid van snelheid noemen. 
afkortingen:
m = meter                  / = per
s = seconde              km = kilometer
h = uur (hour)

Meter per seconde is de eenheid van snelheid.
Kilometer per uur is ook een eenheid van snelheid.  

Slide 7 - Tekstslide

Doel: Je kunt de snelheid berekenen van een bewegend voorwerp. 
snelheid = de afstand gedeeld door de tijd
formule: 
snelheid = afstand : tijd

Snelheid in m/s   of km/h
afstand in m          of km
tijd in s                      of h (uur)

Slide 8 - Tekstslide

Doel: Je kunt de snelheid in meter per seconde omrekenen naar kilometer per uur en omgekeerd.  
Een fietser fietst 
36 km/h. 
Hoeveel meter is dat
per seconde?
36 : 3,6 = 10 m/s

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Lot legt in 1 sec 13 meter af.
Piet legt in 1 sec 12 meter af.
A
Lot is langzamer dan Piet. Piet legt in 1 sec een grotere afstand af.
B
Lot is sneller dan Piet. Piet legt in 1 sec een grotere afstand af.
C
Piet is langzamer dan Lot. Lot legt in 1 sec een grotere afstand af.
D
Lot is sneller dan Piet. Lot legt in 1 sec een grotere afstand af.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de afkorting van meter per seconde?
A
m/e
B
meter/ seconde
C
m/c
D
m/s

Slide 12 - Quizvraag

Een auto rijdt 82 kilometer per uur (km/h).
Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
km/h = m/s
B
snelheid = 82 : 3,6 = 22,7 m/s
C
Snelheid = 82: 20= 34

Slide 13 - Quizvraag

Een formule 1 wagen rijdt 330 km/h.
Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
km/s
B
km/h = m/s
C
snelheid = 330 : 3,6 = 91.67 m/s
D
snelheid = 330 : 10 = 110 m/s

Slide 14 - Quizvraag

Ik rijd naar Middelburg. Dat is 160 km. Ik rijd daar 4 uur over.
Afstand = 160km, tijd = 4 uur
A
formule: snelheid = afstand : tijd
B
Snelheid = afstand : tijd " = 160 : 8 = 20 km/h
C
Snelheid = afstand : tijd " = 160 : 4 = 40 km/h

Slide 15 - Quizvraag

Gemiddelde snelheid: Doelen
  1. Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen.  
  2. Je kunt de afstand berekenen als je de tijd en de snelheid weet.
  3. Je kunt de tijd berekenen als je de afstand en de snelheid weet. 

Slide 16 - Tekstslide

Begrippen: 


Gemiddelde snelheid: 
Afgelegde afstand gedeeld
door de tijd die nodig was
om die afstand af te leggen.













Slide 17 - Tekstslide

Doel: Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen.  
Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen als je de afstand en de tijd weet.

Als je bijvoorbeeld ergens heen fiets, is de kans groot dat je niet constant dezelfde snelheid fietst. Je gaat bijv een heuvel op, of juist een heuvel naar beneden. 

Slide 18 - Tekstslide

Doel: Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen.  
Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen als je de afstand en de tijd weet.
Bijvoorbeeld:

Formule: 
gemiddelde snelheid = afstand : tijd
 de gemiddelde snelheid in meter per seconde (m/s);
• de afstand in meter (m);
• de tijd in seconde (s).


Slide 19 - Tekstslide

Doel: Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen.  
Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen als je de afstand en de tijd weet.
Bijvoorbeeld:
Je hebt in totaal 2 uur gefietst. De afstand van de hele fietsrit was
32 kilometer.
Formule: 
gemiddelde snelheid (km/h) = afstand (km) : tijd (h)
gemiddelde snelheid = 32 : 2
                                              = 16 Km/u



Slide 20 - Tekstslide

Een sprinter loopt de 100 meter in 10 seconden.
Bereken de gemiddelde snelheid van de sprinter in m/s.
A
100 : 10 = 10 km/s
B
100 : 10 = 10 m/s
C
100 : 10 = 10 m/h
D
10 : 100 = 10 m/s

Slide 21 - Quizvraag

Een sprinter loopt de 1000 meter in 50 seconden.
Bereken de gemiddelde snelheid van de sprinter in m/s.
A
1000 : 50 = 20 m/s
B
1000 : 50 = 20 km/s
C
1000 : 50 = 20 m/h
D
50 : 1000 = 10 m/s

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag de eerste paar opdrachten
Samen lezen en opdrachten maken (1 - 5)

Slide 23 - Tekstslide

Doel: Je kunt de afstand berekenen als je de tijd en de snelheid weet.
Formule: 
(gemiddelde snelheid = afstand : tijd) 
(deelsom is omgedraaide keersom)
afstand = gemiddelde snelheid × tijd
• de afstand in (m) of in (km);
• de gemiddelde snelheid in (m/s) of (km/h);
• de tijd in (s) of in (h).

Slide 24 - Tekstslide

Doel: Je kunt de afstand berekenen als je de tijd en de snelheid weet.
Joost heeft een elektrische scooter. Hij rijdt 1,35 uur. Dan is zijn accu leeg. Zijn
gemiddelde snelheid is 30 km/h.
Hoeveel kilometer heeft Joost afgelegd?
afstand = gemiddelde snelheid × tijd
afstand = 30 x 1,35
                 = 40,5

Slide 25 - Tekstslide

Omar heeft een elektrische scooter. Hij rijdt 2 uur. Dan is zijn accu leeg. Zijn
gemiddelde snelheid is 25 km/h.
Hoeveel kilometer heeft Omar afgelegd?
A
afstand = gemiddelde snelheid : tijd 2 x 25 = 50 km
B
afstand = gemiddelde snelheid × tijd 2 x 25 = 50 km
C
afstand = gemiddelde snelheid × tijd 2 : 50 = 25 km

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag de eerste paar opdrachten
Samen lezen en opdrachten maken (6 en 7)

Slide 27 - Tekstslide

Doel: Je kunt de tijd berekenen als je de afstand en de snelheid weet. 
(gemiddelde snelheid = afstand : tijd)
(afstand = gemiddelde snelheid × tijd)

tijd = afstand : gemiddelde snelheid
Een trein moet een afstand van 400 kilometer rijden. De trein rijdt met een gemiddelde snelheid van 80 km/h.
Hoe lang is de trein onderweg? tijd = 400: 80 = ??

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag: 
Samen lezen en opdrachten afmaken

huiswerk: 
blz 17 - 27
begrippenlijst bs 2

Slide 29 - Tekstslide

 Dit hebben we vandaag geleerd: 

Je kunt de gemiddelde snelheid berekenen.
(gemiddelde snelheid = afstand : tijd)
Je kunt de afstand berekenen als je de tijd en de snelheid weet.
(afstand = gemiddelde snelheid × tijd)
Je kunt de tijd berekenen als je de afstand en de snelheid weet. 
(tijd = afstand : gemiddelde snelheid)

Slide 30 - Tekstslide

Bedankt!

Slide 31 - Tekstslide