Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
  • Lesdoel
  • Weektaak
  • Startopdracht
  • Theorie bijvoeglijk naamwoord
  • Werken aan de weektaak
  • Volgende les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les kan ik bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Weektaak
Maak opd. 1, 2, 3 en kijk na (blz. 154-155)
Maak opd. 1 t/m 4 en kijk na (blz. 156-157)

Slide 4 - Tekstslide

grote
officiële
kapotte
elektrische
metalen
spoorloze
commerciële
rode
dikke
kleine
gouden
boze

Slide 5 - Sleepvraag

Theorie bijv. naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en een lange vorm. Er zijn vijf mogelijkheden voor de lange vorm:
  1. Het toevoegen van een -e
  2. De laatste letter verdubbelen
  3. A, e, o of u weghalen en een -e achter het woord zetten
  4. F in een V of S in een Z veranderen
  5. Trema

Slide 6 - Tekstslide

Theorie bijv. naamwoord
Het toevoegen van een -e
Klein - kleine / sterk - sterke / nieuw - nieuwe 

De laatste letter verdubbelen
Fris - frisse / glad - gladde / wit - witte

Slide 7 - Tekstslide

Theorie bijv. naamwoord
A, e, o of u weghalen en een -e achter het woord zetten
Traag - trage / leeg - lege / zuur -zure / rood - rode

F in een V of S in een Z veranderen
Lief - lieve / naïef - naïeve / grijs - grijze / vlekkeloos - vlekkeloze

Slide 8 - Tekstslide

Theorie bijv. naamwoord
Trema
Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je een trema. Hiermee geef je aan dat bij deze klinker een nieuwe lettergreep begint. Zo voorkom je een verkeerde uitspraak.
Financieel - financiële / industrieel - industriële

Slide 9 - Tekstslide

Stoffelijk bijv. naamwoord
Zegt iets over het materiaal waar iets van is gemaakt.
  • Hebben maar één vorm
  • Eindigen meestal op -en: houten - zilveren - metalen
  • Maar niet altijd: nylon - plastic - aluminium

Slide 10 - Tekstslide


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: centraal

Slide 11 - Open vraag


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: potentieel

Slide 12 - Open vraag


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: snel

Slide 13 - Open vraag


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: ijzer

Slide 14 - Open vraag


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: stokdoof

Slide 15 - Open vraag


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: moeilijk

Slide 16 - Open vraag


Wat is de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord: wijs

Slide 17 - Open vraag


Waarvoor is het gebruik van een trema (¨) belangrijk bij het spellen van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Om aan te geven dat het bijvoeglijk naamwoord in het meervoud staat.
B
Voor een juiste uitspraak van het woord.
C
Om de nadruk te leggen op het bijvoeglijk naamwoord.
D
Om de woordvolgorde in de zin te verduidelijken.

Slide 18 - Quizvraag


Wat geeft een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord aan?
A
De functie van het zelfstandig naamwoord in de zin.
B
De hoeveelheid van het zelfstandig naamwoord.
C
Het materiaal waar iets van gemaakt is.
D
De plaats waar het zelfstandig naamwoord zich bevindt.

Slide 19 - Quizvraag

Deelwoorden als BN
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Je spelt het bijvoeglijk naamwoord dan zo kort en eenvoudig mogelijk. 


Slide 20 - Tekstslide

Deelwoorden als BN
Soms moet je een -e achter het woord zetten:
Passen: een gepast (vd) truitje / het passende (od) truitje

Soms moet je voor de uitspraak -tt of -dd schrijven:
Bezetten: een bezette (vd) stoel

Voltooide deelwoorden die op -en eindigen, veranderen niet als je ze als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. 
Verliezen: verloren (vd) - de verloren (bn) zoon
Bakken:  gebakken (vd) - het gebakken (bn) ei


Slide 21 - Tekstslide


Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in van het volgende voltooid deelwoord: betalen
De .... (1) klant / de .... (2) rekening

Slide 22 - Open vraag


Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in van het volgende voltooid deelwoord: coachen
De .... (1) trainer / de .... (2) speler

Slide 23 - Open vraag


Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in van het volgende voltooid deelwoord: schrijven
Het .... (1) boek / de .... (2) vrouw

Slide 24 - Open vraag

Werken aan de weektaak
Maak opd. 1, 2, 3 en kijk na (blz. 154-155)
Maak opd. 1 t/m 4 en kijk na (blz. 156-157)
HV1E tot: 9.05
HV1C tot: 11.25

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les kan ik bijvoeglijke naamwoorden op de juiste manier spellen. 

Slide 26 - Tekstslide

De stof van deze les beheers ik:
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Volgende les
HV1E:
Maandag: werkwoordsvormen en tijden
Maandag: leesles --> controleren weektaak
Woensdag: tekstverbanden & signaalwoorden

HV1C:
Vrijdag: werkwoordsvormen en tijden
Maandag: leesles --> controleren weektaak
Woensdag: tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 28 - Tekstslide